De dagen spreken
(1946)–A.H. Nijhoff– Auteursrecht onbekend
[pagina 101]
| |
[pagina 102]
| |
Driehonderd jaar lang hebt ge moeten dulden dat de ongewenschte blanke vreemdeling de lakens uitdeelde in uw land. Driehonderd jaar lang hebt gij lijdelijk moeten toezien hoe zijn Westersche vakkennis en techniek den rijkdom van uw bodem aan u onttrok; hebt gij hem uw rubber zien verzamelen, uw olie zien winnen, uw rijst zien oogsten en moeten toestaan dat hij uw koffie, thee en specerijen verscheepte naar het onbekende werelddeel waar geen der uwen burgerrecht bezat. Driehonderd jaar lang hebt ge het u moeten laten welgevallen dat hij uw steden moderniseerde, spoorwegen door uw velden trok, fabrieken bouwde, hospitalen en laboratoria installeerde en met den rommel en den smoor van scheepswerven en dokken uw ongerepte kusten schond. Driehonderd jaar lang hebt gij toe moeten laten dat een ziel, vreemd aan de uwe, zijn vreemde woning bouwde in uw gordel van smaragd. En driehonderd jaar lang hebt ge dien ongewenschten vreemdeling die uw rust verstoorde, stilzwijgend gediend, ofwel u teruggetrokken binnen den gesloten muur uwer tradities en u stilzwijgend van hem afgekeerd. | |
[pagina 103]
| |
[pagina 105]
| |
Want driehonderd jaar lang hebt gij gezwegen en driehonderd jaar lang heeft het kleine land, dat u aan zich onderworpen had, van uw stilzwijgen geprofiteerd. Zijn pakhuizen lagen volgestapeld met uw waren. Zijn schatkist puilde van het goud dat aan uw grond onttrokken werd. Duizenden in het kleine land, die nooit een voet op uw bodem zetten, leefden in weelde op uw hoorn des overvloeds. De koopvaardijvloot groeide tot een wereldvloot. Dank zij uw rijkdom wist het kleine land, dat nijver was en ondernemend, zich een plaats te verwerven op de wereldmarkt. Want er was ruimte in uw wijde land voor al zijn werkkracht en al zijn grillen: ruimte voor den pionier die de vleugels wenschte uit te slaan, ruimte voor den fantast die in het moederland zijn kansen had verspeeld en er was toekomst voor de velen die in het overbevolkte moederland toekomstloos gebleven zouden zijn. Zooals het lichaam leeft door de lucht die het ademend tot zich neemt, zoo leefde het kleine land door u. Maar zooals de longen de lucht die zij tot zich nemen verwerken tot nieuw bloed, zoo heeft ook, zonder dit te bedoelen en wellicht zonder dat dit door u begrepen werd, de Westersche techniek van den | |
[pagina 106]
| |
blanken vreemdeling in uw lichaam van smaragd de cellen geconstrueerd waarlangs de bloedsomloop der wereld zich door uw aderen verspreiden kon. Zonder elkanders vriend te zijn of elkanders vijand, ja zelfs zonder elkander te verstaan, hebt gij u over en weer onontbeerlij k voor elkaar gemaakt; hebt gij, te zamen, tusschen Oost en West, een band gesmeed die hechter is dan gij misschien zelf erkennen wilt. En thans, na driehonderd jaar van dubbelzinnig zwijgen, is het oogen blik gekomen waarop gij dan eindelijk met elkander spreken moet. Gij, Indonesië, hebt uw woord gezegd; een woord waarvan geen die voor het recht der vrije volkeren gevochten heeft, het goed recht ontkennen kan. En nu is het aan den blanken vreemdeling zijn woord te spreken. U, Indonesië, is het wellicht om het even welk antwoord hij u geven zal. Want voor u is de tijd vervuld. Uw volk heeft de keten afgeschud en het woord dat de ziel uit haar slavernij bevrijdt, is uitgesproken en vleesch geworden in uw midden. Wat ook de toekomst brengen mag, de dageraad der vrijheid zendt u reeds zijn licht. Maar voor al de velen die nog in verdrukking leven, | |
[pagina 107]
| |
voor allen die nog gebukt gaan onder den vloek van den rassenhaat - en ook voor ons, blanken, die zich schamen over deze vrijheidlooze wereld die zich Christelijke beschaving noemt, is het van groot, ja zelfs zeer groot belang wat het kleine land antwoorden zal. Zal het den gemeenschappelijken strijd, door de vereenigde volkeren gestreden, bekronen met een daad van vertrouwen in dien nieuwen volkerenbond of zal het dien volkerenbond verraden en zwichten voor de hebzucht van het imperialistisch kapitaal..? Zal het, als eerste onder de volkeren, naar voren treden om een vrijwillig offer te brengen aan den vrede, of zal het, aangespoord door zijn te machtige bondgenooten, zich opnieuw verstrikken in oorlogspolitiek...? Zal het u als een vriend de hand toesteken, of zich opnieuw verschansen achter een dubbelzinnige voorzichtigheid...? Zal zijn antwoord een uitdaging durven zijn aan het wantrouwen dat deze wereld onbewoonbaar heeft gemaakt, of zal het integendeel van dat wantrouwen slechts een nieuwe formuleering zijn...? Driehonderd jaar lang hebt gij, zonder elkanders | |
[pagina 108]
| |
vriend te zijn of elkanders vijand, stilzwijgend naast elkaar gewerkt. Naast elkaar hebt gij de rijstvelden beplant, de aanplantingen van rubber gecultiveerd, het suikerriet verwerkt; hebt gij dezen rijken bodem, ten behoeve van de geheele menschheid, productief gemaakt. In een verhouding van schromelijke ongelijkheid, gehandicapt in uw samenwerking door een achterlijke koloniale politiek, uitgezogen door het imperialistisch kapitaal, hebt gij niettemin te zamen het fundament gelegd voor de samenwerking van Oost en West zonder welke de dichtbevolkte wereld niet meer leven kan. Laat dit dan uw bondgenootschap zijn en de basis van uw wederzijdsche vrijheid. Laat de blanke vreemdeling zich haasten het onrecht te herstellen dat zijn verouderd imperialisme aan de volkeren van het Verre Oosten heeft aangedaan. En laat het Oosten zich bereid verklaren mede te werken aan een rechtvaardiger bevoorrading der wereld. Want heel de vakkennis van het Westen en heel de rijkdom van het Verre Oosten zijn noodig om de menschheid te bevrijden van haar angst om het dagelijksch brood. | |
[pagina 109]
| |
Laat, Indonesië, nu gij eindelijk uw zwijgen hebt verbroken met hetzelfde woord dat in West en Oost nog op de lippen van duizenden onderdrukten brandt, dit woord de strijdkreet zijn waaronder gij, als een vrij volk naast de vrije volkeren, u zult scharen in den strijd om de nog steeds verdrukte menschheid te bevrijden van dien angst die als oudste en machtigste despoot nog steeds de teugels van het bewind in handen houdt. Laat uw nieuwe bondgenootschap met den blanken broeder het vredesverdrag zijn tusschen de grondstoffen dezer wereld en het organiseerend menschelijk genie. Laat, Indonesië, voortaan uw gordel van smaragd niet slechts den evenaar, maar de geheele wereld sieren... |
|