De dagen spreken
(1946)–A.H. Nijhoff– Auteursrecht onbekend
[pagina 63]
| |
[pagina 64]
| |
Koningen..! In Uw koninkrijken die van deze wereld zijn, is veel veranderd tijdens uw afwezigheid. Velen van uw rijksgenooten die nimmer honger leden, hebben gehongerd. Velen die nimmer zonder arbeid waren, zijn werkeloos geweest. Velen die nimmer steun behoefden moesten zich op vreemde hulp verlaten. Velen die hooge posten bekleedden, hebben zich ontpopt als verraders. Velen die waren aangesteld om het recht te handhaven, hebben het onrecht in de hand gewerkt. Velen, wier taak het was het schaarsche voedsel te verdeelen, hebben zich ten koste van hun naasten verrijkt. Velen hebben valschheid in geschrifte gepleegd om anderen te redden. Velen moesten onder valsche namen leven of zich verborgen houden. Die oprecht waren, werden gevangen gezet. Die nimmer een misdaad deden werden terdoodgebracht... Koningen..! Uw tronen wortelen in de diepe bedding onzer oudste menschelijke gemeenschap. Uw kroon en koningsmantel dateeren uit de prilste jeugd der menschheid. Uw herkomst is ouder dan de geschiedenis. Zij is oud als de legende. De weg dien Gij hebt afgelegd, is een lange weg gemerkt met de mijlpalen waarin de menschelijke samenleving de | |
[pagina 65]
| |
[pagina 67]
| |
fasen van haar ontwikkelingsproces heeft vastgelegd. Er was een tijd dat Gij toovenaars waart en wijzen. Er was een tijd waarin Gij U door heldenmoed of veldheerschap de kroon verwierft. In later eeuwen waart Gij machtige monarchen, al naar gelang Uwer persoonlijkheid, weldoeners van Uw volk of machtsmisbruikers. Thans, want aldus heeft het ontwikkelingsproces der menschelijke orde op aarde de machtsverhouding in Uw koninkrijk gewijzigd, berust Uw macht niet meer op Uw persoonlijkheid of Uw geboorterecht, maar op een grondwet. Want er is veel veranderd sedert de prilste jeugd der menschheid... Er is veel gebeurd en veel veranderd sinds de onbezorgde dagen, waarin onze eigen prille jeugd met ingehouden adem te luisteren placht naar de sprookjes van wijze koningen, booze koninginnen en liefelijke prinsessen... Sinds wij als kinderen, krampachtig vastgeklemd aan de hand van onze begeleiders, voor de eerste maal die sprookjeskroon en gouden koets in werkelijkheid aanschouwden en dit onvergetelijk beeld - van jockeys op zwartsatijnen paardenruggen, van goud en hermelijn, van huizengevels die als trillend | |
[pagina 68]
| |
licht zwevend in het ledig hingen, en van wonderlijke bloemen en fonteinen die fonkelend openspatten en in den nacht verzonken - zorgvuldig in ons hart bewaarden als een kostbaar visioen van pure poëzie. Er is veel gebeurd en veel veranderd sinds onze prille jeugd zelf nog legende was... Wij groeiden op. Wij werden menschen, menschen van onzen tijd. Gematigde, verstandelijke democraten van onze constitutioneele monarchie. Uw kroon en gouden koets bevrijdden zich allengs van het sprookje en rangschikten zich als monumenten onzer staatkundige traditie, in de architectuur van ons staatsbestel. Als wij U groetten, groetten wij in U de parlementaire eenheid van ons volk, de godsdienstvrijheid en ons vaderland. Maar sinds dood en verderf de bestaande orde van dit werelddeel hebben aangerand, en Uw regeeringen U noopten eldersheen te vertrekken, is er, o Koningen, zeer veel veranderd in Uw koninkrijk. Honger, dood en armoede hebben het bouwwerk dat door Uw kroon bezegeld werd, ontwricht. Verraad heeft de grondvesten doen scheuren en een bres geslagen in de eenheid van Uw volk. Oorlogsgeweld heeft koloniën en overzeesch gebied al te langdurig | |
[pagina 69]
| |
van het moederland en van de kroon gescheiden. Vijf jaar van bitter zelfverweer en zelfbestuur onder een genadeloozen vijand, heeft Uw onderdanen van de tradities van het ineengestorte vaderland vervreemd. Het was U niet gegeven in dien tijd van rampspoed naast uw volk te staan. Gij waart niet in hun midden toen Uw legers werden weggevoerd, onze helden vermoord, onze Joden uitgedreven en hun kinderen vergast; toen onze dijken werden doorgestoken, onze spoorwegen kapotgebombardeerd, onze industrieën leeggehaald, onze wouden omgekapt, onze steden afgebroken. Geen van de vele tranen die in die jaren hebben gevloeid, werd door Uw hand gedroogd; geen van de jammerklachten door Uw troost bezworen; geen dier terdoodveroordeelden door Uw woord gesterkt. Als weezen hebben Uw rijksgenooten den bitteren strijd gestreden. Als weezen hebben zij bij elkander steun gezocht. Als weezen hebben zij zich verzameld bij de graven van hun dooden en trouw gezworen aan het verbond dat rijk en arm, geloovige en leek, onder den geesel van eenzelfde lot had saamgesmeed, en dat bezegeld werd door den dood der martelaren. | |
[pagina 70]
| |
Duidt het Uw onderdanen dan niet euvel, O Koningen, als thans een hechtere band dan die van parlement en kroon hen bindt. Wanneer de eed, gezworen bij de massagraven, zich op een verder doel richt dan de handhaving van het status quo. In Uwe koninkrijken, o Koningen, is zeer geleden. Die zich gevrijwaard meenden tegen honger en gebrek, hebben gebrek geleden. Die zich veilig waanden achter het bolwerk van hun naam of hun bezit, zijn uit die bolwerken verdreven en zwerven dakloos door het land. Die nimmer leden, hebben het leed der lijdenden aan den lijve ondervonden. Het is hun duidelijk geworden dat, ondanks parlement en internationaal gerechtshof, de mensch nog steeds een vogelvrije is. Duidt het Uw onderdanen dan niet euvel, o Koningen, wanneer zij zijn gaan twijfelen aan de deugdelijkheid van het vooroorlogsch staatsbestel. Wanneer de zaak van hen die altijd dupe waren, thans ook hun zaak geworden is, wanneer zij thans de vogelvrijen, hun broeders in den nood, verkiezen boven Uw hovelingen. Wanneer hun eed van trouw niet slechts de veiligheid van den staat maar de veiligheid der menschheid geldt. | |
[pagina 71]
| |
Duidt het hun niet euvel, wanneer zij thans in de massagraven, en niet meer in Uw kroon, de eenheid groeten van alle volkeren en rassen op deze aarde. Want er is veel veranderd tijdens Uw afwezigheid. Want op den langen weg dien gij hebt afgelegd hebben de bittere ervaringen der afgeloopen jaren een nieuwen mijlpaal in het ontwikkelingsproces der menschelijke samenleving vastgelegd... |
|