dichtbij bleek het echter te zwaar en te
massief. Hier kwam ze tot bezinning; ze zweeg althans een poos. Toen wees ze
met haar beringde linkerhand (in de rechter had ze haar tas en parasol) naar de
kelderruimte en sprak de profetische woorden: ‘Hier kom ik ook te liggen.’ En
die middag, toen tante Sophie begraven werd, heeft oom Alex toen dezelfde
gedachte gehad? En tante Christien ook? Welnu, dan is ook hun verwachting in
vervulling gegaan. Ze liggen nu te zamen met tante Sophie en met enige andere
familieleden (familie bij familie!) in dezelfde vochtige kelderruimte, met
boven hen de zware betonnen platen en daar weer boven het eigenaardige bouwsel
van marmer, steen en zink.
Mijn ouders zijn elders begraven, zonder marmer en zonder zink,
dichter bij de natuur. Als ik aan hun graven denk, hoor ik altijd het ruisen
van de wind door een bamboebos - en het stemt me tevreden, al kom ik er nooit
meer.
Maar van hen allen zal Titi op het mooiste kerkhof liggen, in de
desa waar ze gestorven is, omdat er niets mooiers bestaat dan een islamitische
begraafplaats beplant met kembodjabomen.
Dubekart, die een fraaie kans zou hebben gehad om ook in het
familiegraf te worden bijgezet, heeft zich hieraan onttrokken door te blijven
leven en naar Holland te gaan. Hij, de totok in Indië, woont nu als een
Indischman in
Den Haag. Ik denk dat men hem geregeld zal
kunnen zien lopen op de Frederik Hendriklaan of de Laan van Meerdervoort, als
hij op weg is naar De Kroon of L'Espérance. Daar houdt hij met verschillenden
van zijn generatiegenoten een oude wereld in stand, een schimmenwereld tegen
een onvervalst koloniaal decor.
En de jongeren? Ook zij leven allen in Holland, zelfs de meisjes. Ze
wonen ergens bij het Beukplein of de Thomsonlaan, die typisch Indische buurt
waar men een eigen gemeenschap heeft gevormd en een eigen leefwijze volgt met
eindeloze bezoeken en eetpartijen (‘Ajo, gauw komen ja, Toet; ik zal héérlijke
gado-gado voor jou maken’). Kitty is hertrouwd en woont in
Arnhem, die andere stad waar Indischgasten
elkaar geregeld kunnen ontmoeten. Al deze kinderen zijn na 1950 uit Indonesië
weggegaan. Ze zijn vertrokken, omdat dit land toch niets meer voor hen was,
omdat het toch hún land niet meer was. En ze hebben gelijk: de wereld van hun
ouders, die ook voor een deel de hunne is, hún