Claudius Domitius Nero(1618)–Guilliam van Nieuwelandt– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Sonet. GHy redenrijck geslacht, dat soeckt naer const te trachten Van d'edel Poësi, door dijn vernuft verstandt, Siet een nieu constich werck, is wt een Nievwelandt, Elck constenaer gheiont, een ghift wel groot te achten. T'ghelijckt den lust-hof wel daer veel cruyden van crachten, Met ouervloet in staen, en blommen schoon beplandt, T'geblomt tot d'ooghs vermaeck, de cruyden om den brandt Van sieckten veelderley int lichaem te versmachten. Hier wort in schoon ghedicht, en reden voorghestelt, Meest Neros dertelheyt, sin hoochmoet, sijn ghewelt, Sijn dulle raserny, en bloet-dorst quaet om gronden. Sijn dichten veel en schoon, sijn als blommen ghedaen Tot elcx vermaeck, en lust, de cruyden die hier staen Sijn al de reden cloeck, een boet teghen veel sonden. P. In liefde volhert alias Nou noch. Vorige Volgende