Aegyptica ofte Aegyptische tragoedie van M. Anthonius en Cleopatra(1624)–Guilliam van Nieuwelandt– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Sonet. Den mensch is niet sich self geboren, soomen vindt Beschreuen by den gheen, die van elck wordt beleden Te wesen Prins en hooft vande welsprekentheden; Maer dat hy aen sijn landt en sijn Ghemeente dient. Dees reden gheeft ghy plaets, wanneer ghy onderwindt Door uwes Musa sangh dees onslandts quaede seden Te dwinghen met den breyl van de deughd'lijcke reden, Waer toe hem dit u boeck tot een ghetuygh verbindt. Want hier in vinden wy den raedtsman tot het raeden, Den stouten als een spoor, tot cloeckmoedighe daeden, Wy vinden d'eer des deughts, en oock des boosheydts val, Elck leert die minder zijn in voorspoedt niet verachten, Noch oock in teghenspoedt verliesen sijne crachten: Maer dat in beyds bereydt hy wel Dient vwen AL. Hoop voedt den Arbeydt. Violier. Vorige Volgende