Aegyptica ofte Aegyptische tragoedie van M. Anthonius en Cleopatra(1624)–Guilliam van Nieuwelandt– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio C2v] [fol. C2v] Sonet. Poesis vruchtbaer saet Rhetorica comt vieren, 'Tgheen sy met moeyt had' verspreydt in't Nieuwelandt; En groeyt we'er door de vocht van't reden-rijck verstandt, Niet als verdorde loof: maer groene Lauwerieren. Naer wensch heeft Phoebus nu onder de Violieren, Den nieuw-gheschoten ranck tot haeren lof gheplant; En ons tot hem verplicht met eerbiedighen bandt, Dat hy ons Camer comt met sijne const vercieren. Lof zy u Nieuwelandt van't spel AEgyptica, Marco Anthonio, en van Cleopatra. 'Tgheen wy tot uwe eer, met yver cloeck uyt-voeren. Lof g'lauwerden Poët, lof verdient uwen naem: Lof 'twerck 'tgheen wordt verbreydt, door tonghen van de Faem, Die vlieght soo langh den tijdt sijn vleughels sal verroeren. Hope versterckt. H. de Pooter. Violier. Vorige Volgende