Zonder dat hij zich zeer vermaakte was 't verblijf in de sociëteit voor den ouden hecr toch behaaglijk, en toen hij om half elf opstond om heen te gaan, zei hij met overtuiging: ‘Nou, ik kom weer 'ns gauw terug.’
Dokter Steensma stapte tegelijk op, en de twee oude heeren gingen op weg. Ze liepen 'n paar minuten zwijgend te rooken, toen opeens de arts zei:
‘Er wordt aardig over je gekletst, van Dooren.’ De president keek één oogenblik den ander verwonderd aan, maar tegelijk begreep hij dat de aanwezigheid der jonge vrouw in zijn huis de aanleiding was tot kwaadsprekerij. Hij liet echter niets merken en vroeg wat de menschen dan wel zoo interesseerde.
De ander ging op zijn bruuske manier voort:
‘Och, dat kan je op je vijf vingers natellen: die jongedame die bij je in huis is, moet natuurlijk je maitresse zijn, en dat kind is 'n onecht kind van jou en haar.’
Vooral 't laatste trof den ouden magistraat, maar hij kon 't niet over zijn hart verkrijgen van z'n ontstemming te doen blijken.
‘Waarom zou ik dan niet met die vrouw getrouwd zijn?’ vroeg hij alleen; en nu keek de arts hem recht in de oogen en zei grijnzend: ‘Omdat er dan natuurlijk niets te kletsen was.’
Weer liepen ze zwijgend voort, en de president vroeg zich af, of hij den ouden vriend, van wiens loyaliteit hij zeker was, niet beter de volle waarheid kon vertellen. Maar nu, in het gezelschap van den