| |
| |
| |
XL
Claudius zet dynastieke stappen
Terwijl Angèle in de auto van de leerlooierij naar den Haag reed, ging Paca haar ouders vertellen wat er aan de hand was. Vader en moeder van den Dries reageerden ongeveer zoals Angèle gedaan had: ze hadden het wel verwacht. De broers en zusters van de gelukkige toonden eerst belangstelling toen ze hoorden dat Claudius plechtig ouderwets de hand van Paca zou komen vragen ten behoeve van Servaas.
Claudius wachtte volgens afspraak zijn vrouw op in de Gouden Laars, en toen Angèle dan tegen vier uur arriveerde zag hij met een soort ontzetting dat ze een grote koffer had meegebracht en zelfs zijn hoge hoed. ‘Wat is dat nu?’ vroeg hij ontsteld, ‘het is toch geen bruiloft?’ ‘Ik heb ook je jaquet en je smoking bij me, want het moet allemaal erg feestelijk gebeuren.’ ‘Wat in 's hemels naam?’ informeerde weer haar man. ‘Nu ja,’ zei ze, ‘je hebt je jaquet natuurlijk nodig om acces te vragen, en ik ben van plan om een echt dinertje te geven aan het jonge paar en Paca's ouders, in een duur en deftig restaurant. En daarna ga ik met jou dansen, in een nachtclub!’ Claudius keek haar verwonderd aan, maar Angèle vervolgde: ‘Dat wil ik hebben meegemaakt voordat ik grootmoeder wordt.’ Bedachtzaam knikte Claudius: ‘Zo zie je maar weer: de moderne tijd schrijdt voort en verovert ook de laatste bolwerken der degelijkheid. En nu heeft mijn bloedeigen vrouw gecapituleerd. Maar enfin, beter nu dan twintig jaar geleden.’
Ze vonden in de tuinkamer van Véroniques huis Paca en Servaas, die een beetje onwennig tegenover elkaar zaten en écarté speelden. Claudius moest hartelijk lachen: vanaf zijn schooljaren had Servaas alleen gekaart wanneer hij in de piepzak zat. Verlegen stond Paca op, maar met een resoluut gebaar stapte Angèle naar haar toe, kuste het meisje hartelijk en zei: ‘Welkom, mijn dochter!’ Paca zocht hulpeloos naar woorden, en toen Angèle ook Servaas omhelsde en hem aanspoorde zich zijn keus waardig te tonen, begon het meisje maar weer eens een potje te huilen. ‘Kom, kom,’ zei Claudius terwijl hij heur haar streelde, ‘we weten heel goed wat er in je omgaat meisje, maar eigenlijk moest je tegen het plafond springen omdat je zo'n schoonmoeder krijgt!’ ‘Jul- | |
| |
lie zijn veel te goed,’ griende Paca, ‘ik verdien het niet... Ik wist niet dat je zo gelukkig kon zijn.’
‘Dan zul je daaraan moeten wennen, mijn dochter,’ sprak Angèle hartelijk, ‘want we zijn van plan alles te doen om je steeds gelukkiger te maken. En veeg je tranen nu maar weg, mijn lieve, en kom eens naast je oude schoonmoeder op die canapé zitten.’
‘Ga jij eens even mee!’ zei Claudius tegen zijn zoon, en troonde hem mee naar de eetkamer. ‘Je moet goed begrijpen,’ begon hij zijn preek, ‘dat het eigenlijk niet te pas komt dat een jongen zonder broodwinning aan trouwen denkt. Het is nogal een boodschap voor me om bij vriend van den Dries aan te komen om de hand van zijn dochter, en wat voor een dochter, te vragen voor een snotjongen die nog geen veer van zijn achterste kan blazen. Enfin, ik heb a gezegd, nu zal ik ook maar b zeggen. Maar jongmens, als Paca ooit over jou te klagen heeft, over wat dan ook, krijg je met mij te doen èn met moeder, denk daaraan. En laat ik je dit zeggen, Servaas, in het huwelijk zijn het de kleinigheden die meetellen: kleine hebbelijkheden of onhebbelijkheden kunnen de ander het leven zo zuur maken. Al zijn het maar vuile nagels!’ besloot hij, doelende op een onhebbelijkheid van zijn zoon. Toen deze verschrikt naar zijn handen keek, lachte Claudius hartelijk. ‘Zal ik voor jou uit de boedel dat manicure-etui van nicht Véronique aanschaffen als huwelijkscadeau?’
Servaas, niet gewend zijn gevoelens te uiten tegenover zijn vader ging op de aardigheid niet in. ‘Ik wou je van harte danken, vader, en moeder ook, voor jullie sportieve houding. ik had wel niet anders verwacht, maar ik ben toch echt opgelucht dat jullie het zo opvatten.’
‘Zo meneertje, had jij niet anders verwacht? En waarom zou ik nu niet als een verstandig man hebben gezegd, dat je eerst moest afstuderen? Zeg me dat eens!’
Listig keek Servaas zijn vader aan. ‘Dat zou in strijd zijn geweest met al Uw principes vader! U beroemt er zich altijd op dat U het hele museum Perelaer gevuld hebt met occasions. Nu, was dit dat geen occasion?’
Claudius grijnsde en klopte de jongen op de schouder. ‘Schooierd!’ zei hij, ‘en over occasions gesproken: die ring die je hebt uitgezocht is een occasion die wel past bij de eerste: een verloofde en een verlovingsring: beide in hun soort perfect! Hou ze in ere, dat zeg ik je nog eens.’
Daarna ging Claudius over tot het geven van goede raad. Hij wilde weten of Servaas eraan gedacht had dat hij Paca een bouquet moest geven als de zaak met haar vader beklon- | |
| |
ken was. ‘Moet dat vader?’ vroeg Servaas bedrukt. ‘Natuurlijk,’ was het antwoord, ‘en het moet een mooie ruiker zijn, denk daaraan.’ Met zichtbaar welbehagen verdiep te hij zich in de beschrijving van de bloemen die hij destijds aan Angèle Perelaer had gegeven. ‘Maar vader,’ zei Servaas verschrikt, ‘zo'n bouquet kost een half maandgeld.’ ‘En je wou zeker zeggen dat je daar niet meer over beschikt. Nu, ik zal het goed met je maken. Je krijgt van mij tweehonderd gulden om de ruiker te betalen, en om deze dagen de bloemetjes eens buiten te zetten met Paca. En als je moeder vraagt waar je dat van betaalt, dan zeg je maar dat wie wat bewaart ook wat heeft. Dat is nog niet eens een leugen!’
Daarop gingen de mannen terug naar de tuinkamer. Angèle had ontdekt dat eenvan haar kostschool vriendinnen een tante was van Paca, dat het meisje, evenals zij, kon kantklossen, dat Paca's moeder nog in de verte verwant was met de Perelaers, en nog veel meer. ‘Goeie hel?,’ zei Claudius schijnbaar onthutst, ‘als je nog even doorgaat dan kan de verloving niet doorgaan vanwege de nauwe bloedverwantschap.’ ‘Dat heb ik al lang uitgekiend,’ rie? Paca, ‘maar het is heel ver!’ ‘Heb je daaraan gedacht?’ vroeg Angèle verbaasd. Paca knikte. ‘Een vriendin van mij is getrouwd met een achterneef van haar, enne... en nu hebben ze een achterlijk kindje. En onze dokter zegt dat het best kan komen door die verwantschap. Daarom heb ik dat uitgekiend toen ik van Servaas begon te houden, want nu ja, ik hou van hem, en onze kinderen moeten geen kwaaie kansen meekrijgen!’ Servaas stond haar met grote ogen te bekijken. ‘En wat zou je hebben gedaan als ik nu eens je achterneef was geweest?’ vroeg hij. Even dacht Paca na. ‘Daar heb ik nooit over nagedacht,’ zei ze, ‘maar ik geloof dat ik heel ver zou zijn weggelopen, want nee zeggen...’
‘Het is beter zo,’ stelde Angèle vast, ‘en ik heb uitgemaakt Claudius, dat het misschien het beste is dat je morgenmiddag met meneer van den Dries gaat praten.’ Claudius glimlachte. ‘Als jij hebt uitgemaakt dat het misschien het beste is, dan zal het misschien het verstandigste zijn om je je zin te geven.’ Hij trok een stuk papier naar zich toe, en begon tot verwonderin van de aanwezigen druk te schrijven. Toen hij klaar was ging hij naar de telefoon en belde dr. van den Dries op. ‘Je moet eens luisteren van den Dries,’ begon hij, ‘ik heb net een kladje gemaakt van een carte die ik je wou schrijven. Maar aangezien ik geen carte heb, en jou de moeite van het lezen wilde besparen zal ik het je voorlezen. Dr. Claudius Frencken heeft, mede namens zijn echtgenote, de eer de heer
| |
| |
en mevrouw van den Dries de betuigingen van oprechte hoogachting aan te bieden. Hij zou het ten zeerste op prijs stellen, indien dr. van den Dries hem in de gelegenheid zou willen stellen om ten behoeve van zijn zoon Servaas acces te vragen bij mejuffrouw Jacoba van den Dries. Hij stelt zich voor dr. van den Dries daartoe een bezoek te brengen op morgen, te drie ure.’
‘Dat heb je weer keurig gelapt, Frencken,’ antwoordde vader van den Dries, ‘en als je even wacht dan zal ik je het kladje van mijn antwoord dicteren. Daar gaat ie: Dr. van den Dries dankt mede namens zijn echtgenote dr. Frencken en mevrouw Frencken ten zeerste voor de sympathieke en zeer gewaardeerde gevoelens die deze tot uitdrukking hebben gebracht. Deze gevoelens geheel beantwoordende, deelt dr. van den Dries mede, dat hij het een eer zal achten dr. Frencken te zijnen huize te ontvangen op morgen, te vijftien ure. Ik weet niet precies of dat wel in orde is met dat tegenwoordig deelwoord, maar er moeten nu natuurlijk nog wat lettertjes en puntjes achter mijn epistel. Welke weet ik niet precies, maar g.v.d. is er niet bij.’
‘Dat is best, van den Dries,’ antwoordde Claudius, ‘maar je moet niet schrikken als je me ziet, want mijn vrouw is zo gek geweest mijn pontificale gewaden mee te brengen, en die trek ik aan.’
‘Hoe langer hoe mooier,’ antwoordde de waardige rector gymnasii, ‘als ik een schoon boordje heb, zal ik ook deftig doen. En wat dat schrikken betreft, dat doe ik alleen als zou blijken dat wij twee het eens kunnen worden over dat fresco in Herculaneum. Tot morgen dus!’
Dus ging de volgende dag Claudius in jaquet met hoge hoed op bezoek in huize van den Dries. Hij werd binnengelaten in de grote voorkamer, en terwijl de gastheer hem plechtstatig begroette wees deze op de kier tussen de suitedeuren waarachter men een gedempt gestommel hoorde van nieuwsgierige van den Driezen.
Claudius begon met te informeren naar de gezondheidstoestand van meneer van den Dries, van mevrouw, van de kinderen, en gedurende tien minuten spraken de beide heren over de meest onwaarschijnlijke onderwerpen. Maar toen zei Claudius: ‘Het schijnt, meneer van den Dries dat mijn zoon Servaas liefde heeft opgevat voor mejuffrouw Uw dochter Paca,’ ‘Jacoba,’ zei meneer van den Dries plechtig. ‘Juist,’ antwoordde Claudius, ‘en na rijp beraad en gedegen overleg met mijn echtgenote heb ik besloten de jongeman ter wille te zijn en U voor hem acces te vragen bij zijn uit- | |
| |
verkorene. Ik hoef U wel nauwelijks te verzekeren dat onze gehele familie het een eer zou achten indien uit dit acces een gelukkige verbintenis tussen onze sibben zou voortkomen.’ Terwijl Claudius deze tirade afdraaide, was meneer van den Dries opgestaan, en nadat hij zich met de rug naar de kier had opgesteld, viste hij zeer handig een fles sherry en twee glazen van een soort bijzettafeltje dat naast hem stond. Hij knikte vragend en Claudius gaf tekenen van instemming. Terwijl de gastheer de sherry inschonk zei hij: ‘Houdt U zich ervan overtuigd dat er weinig families in den lande, wat zeg ik, aan deze zijde van het ijzeren gordijn zijn, aan wie ik het geluk van mijn dochter Jacoba met meer gerustheid zou toevertrouwen. Maar als vader voel ik me toch wel verantwoordelijk voor de zekerheid van haar toekomst.’ Hij rijkte Claudius een glas en deze antwoordde:
‘Het verheugt me ten zeerste, meneer van den Dries, dat onze opvattingen van vaderlijke verantwoordelijkheid zo geheel overeenstemmen. Ik ben natuurlijk bereid Uw vaderlijke zorg voor zover dat in mijn vermogen is, te bedaren door U de garanties te geven waartoe ik in staat ben. En dan kan ik U met de hand op mijn hart verklaren dat mijn vrouw en ik alles hebben gedaan om onze zoon op te voeden tot een degelijk en bruikbaar lid van kerk en maatschappij.’
Terwijl van den Dries antwoordde, dronk Claudius hem toe. ‘Wat ik graag van U zou horen, meneer Frencken, is een overzicht van de middelen van bestaan en het vermogen van meneer Uw zoon Servaas. Met andere woorden, welke bronnen van inkomsten heeft hij?’
‘Tot mijn spijt moet ik daarop antwoorden, dat de jongeman alleen de toelage heeft die ik hem verstrek, een toelage, die hoe ampel ook, onvoldoende zou blijken om een middelmatig gezin van vader, moeder en tien kinderen volgens staat en stand te doen leven. Maar als bij zijn studie binnen afzienbare tijd voltooid zal hebben, dan is er alle hoop op een honorabele existentie als civiel ingenieur.’
Meneer van den Dries maakte bezwaren. Claudius informeerde zeer discreet naar de eventuele bruidsschat van Paca en vernam uit de mond van haar vader dat deze zou bestaan uit een half dozijn halfsleetse jurken, drie paar nylons, een wintermantel met een bontkraagje, zes paar schoenen, en enig ondergoed, waarover de zedigheid hem verbood details te vermelden. Claudius verklaarde verbaasd te zijn over de munificentie van meneer van den Dries en sneed onmiddellijk het volgende onderwerp aan: de keus van de notaris voor het opmaken der huwelijkse voorwaarden. Kortom, de
| |
| |
heren voerden een prachtige parodie op van een huwelijksaanzoek van honderd jaar geleden. Toen het spelletje hun begon te vervelen stopten ze hun glazen weg, en van den Dries belde. Het hitje was in onwaarschijnlijk korte tijd ter plaatse, en kreeg opdracht juffrouw Jacoba te verzoeken zich bij de heren te voegen. Maar ook Paca was present voordat het hitje de kamer had kunnen verlaten.
‘Jacoba,’ sprak meneer van den Dries, ‘ik heb de eer je te presenteren aan doctor Claudius Frencken, en op zijn verzoek heb ik besloten je uit te huwelijken aan zijn zoon, meneer Servaas Frencken, die, naar ik meen, je wel eens ontmoet hebt. Ik vertrouw dat je je de hoge eer die je door de familie Frencken wordt aangedaan waardig zult tonen. Wanneer we het verlovingsfeest zullen vieren zal ik je tijdig laten weten, mijn dochter!’
Paca maakte haar sierlijkste révérence en sprak: ‘Met Uw welnemen, meneer mijn papa, en met verlof van meneer Frencken wilde ik in kinderlijke onderdanigheid onder Uw aandacht brengen dat het U geraden is dit besluit te nemen, omdat ik me anders had laten schaken in de zin van het kerkelijke en burgerlijke recht.’ Ze maakte rechtsomkeert, en wierp voor ze de kamer uitging een kushandje naar de beide papa's. Claudius schudde droevig het hoofd: ‘Vriend,’ zei hij, ‘we hebben het verkeerd gedaan. We hadden onze toestemming moeten weigeren, dan waren wij, oude romantici, van nabij getuige geweest van een ouderwetse ontvoering!’ ‘Inderdaad, het is heel treurig. Maar alles is nog niet verloren. Jij hebt zeven kinderen en ik acht: misschien krijgen we nog wel eens een kans. Maar ik zou zeggen, laten we onze glaasjes leeg drinken en naar de serre gaan, daar is het frisser.’
Zo deden zij, en toen ze door de gang liepen werden ze voor hun moeite ruimschoots beloond. Op de onderste trede van de trap zaten Paca en Servaas, die elkaar omhelsden zo innig, alsof het lange leven vóór hen, te kort zou blijken om elkaar hun liefde te bewijzen. In haar ene hand hield Paca een in vele vellen papier gewikkeld bouquet waarmee ze vreemde wuivende bewegingen maakte achter Servaas' hoofd.
|
|