kun je beter een ander vak gaan studeren. Huisvrouw bijvoorbeeld!’
‘Ik zou best willen. Ik zou het liefste nog een jaar of wat studente zijn, niet voor de studie, maar voor het studentenleven, en dan gewoon gaan leren hoe je spruitjes moet klaarmaken en knopen aan een broek zetten.’
Berendina verscheen in de middag, en ze was vergezeld van haar twee kapelaantjes: een met een blonde kuif, die sprak met een heel diepe stem, de ander met zwart krulhaar, die met een kinderstemmetje sprak.
‘Ik heb de jongens maar meegebracht,’ legde Berendina uit, ‘ze hebben van alles nodig, en dat wou ik dan tegelijk maar kopen. Heb je je lijstjes van wat je nodig hebt bij je, jongens?’ De baskapelaan klopte op zijn borstzak, de tenor zei: ‘Nou en of.’
Berendina ging breeduit zitten met haar karabies op haar schoot. ‘Ik wou voor mezelf ook van alles kopen,’ vertrouwde ze Paca toe, ‘een kleed in de eetkamer. Ik kan het wel bij ons krijgen, maar die winkelier is zo'n nare vent, daar heb je geen idee van, nicht Paca.’
‘Hm, o, ja?’ vroeg Paca.
‘Ja, hij had een tijdje geleden een fauteuil opgeknapt, en als ik erin ging zitten, dan zakte ik helemaal door de veren. En toen ik die man er iets van zei, werd hij brutaal. Hij zei, dat ik beter een betonnen vloertje in mijn stoel kon hebben. Maar ik vind maar...’
‘Hij heeft het vast als een grapje bedoeld, moeder,’ zei de baskapelaan.
‘Nou, dan vind ik het maar een raar grapje. Vroeger had je heel andere vaklui. Toen ik een jong meisje was, zakte ik nooit zo diep in de veren, toen gebruikten ze ander binnenwerk, maar tegenwoordig...’
‘We houden U toch niet op, nicht Paca,’ informeerde de tenorkapelaan.
‘O, nee, ik heb wel even de tijd. Maar als nicht Berendina nog wil winkelen, dan moet ze toch niet te lang wachten. Zal ik U het geld maar uitbetalen, nicht Berendina?’
Berendina knikte, en terwijl Paca het geld voor de dag haalde vroeg ze: ‘U heeft die volmachten toch meegebracht, niet waar?’
‘Pff,’ blies Berendina minachtend. ‘Ik vind het onzin. Mijn man moeit zich nooit met geld, hij heeft er helemaal geen verstand van. En nu moet ik ineens een machtiging hebben. Enfin, ik heb ze meegebracht, omdat dat nu eenmaal schijnt te moeten, maar ik zeg maar...’