‘Hij zou het vandaag op de bus doen, dan is het morgen hier met de eerste post.’
Weer tien minuten later zaten Servaas en Paca in de auto, die dienen moest voor de zoveelste, vrijwel vruchteloze rijles van de rector.
Toen Don Carlos, aanmerkelijk opgelucht, in zijn hotel terugkwam ging hij eerst naar de chef de reception om mede te delen, dat hij de volgende dag zijn rekening, die inmiddels twee weken achterstallig was, zou betalen. De chef kende de hele aangelegenheid, en toen de Spanjaard hem omstandig vertelde welke regeling getroffen was, wilde hij nog wel crediet geven; ja, als hij meneer Frencken y Limpido van dienst kon zijn met een beetje contanten, dan wilde hij dat gaarne doen.
Tijdens dit vriendschappelijke onderhoud kwam er een nieuwe gast. Het was een Britse, van middelbare leeftijd, en hoewel haar uiterlijk een beetje verweerd en verwaarloosd was, kon men toch opmerken dat ze eens knap was geweest, en dat haar opvoeding uitstekend was. In haar tweed mantelpak riep ze suggesties op van buitenlucht, honden, paarden, tuinieren in een schraal klimaat.
Don Carlos trok zich even bescheiden terug, maar toen de bezoekster haar naam spelde ten behoeve van de bureaulist werd zijn aandacht getrokken: I.M.P.O.R.D.O.N. voornaam Grace.
Hij wendde zich tot de nieuw aangekomen, en zei in een afschuwelijk Engels: ‘You are my cousin, no, yes?’ Grace Impordon keek het vreemde mannetje een beetje spottend aan en antwoordde : ‘I don't think so.’
En toen begon Don Carlos te vertellen, wie Grace's moeder en grootmoeder waren geweest, en dat die grootmoeder een zuster had, Gertrude, die met een Spanjaard getrouwd was. Verbaasd knikte Grace, dat klopte. ‘En ik,’ besloot Don Carlos, ‘ben de tweede zoon van die Gertrude!’
Het onmiddellijke gevolg van deze herkenning was, dat de Spanjaard zich het aanbod van de chef de reception herinnerende, zijn dierbare nicht uitnodigde met hem thee te drinken en te dineren. Dit werd geaccepteerd, en nadat ze zich had opgefrist van de reis, ontmoette ze de Spanjaard in de hall.
‘Wilt U werkelijk thee?’ vroeg Don Carlos een beetje verlegen, ‘als U het lekker vindt, krijgt U thee, natuurlijk. Ik, mijn persoon, ik vind thee een medicijn, goed voor koorts en zo. Maar, gewoonlijk neem ik op dit uur sherry.’
Grace, hoewel ze na het onderhoud met Claudius de deugd