‘Ik was op weg naar jou toe,’ antwoordde de student, ‘ik moest komen informeren of je... hoe het bal je bevallen is.’ Voordat het meisje antwoord kongeven, stelde Servaas voor om, nu ze toch in de richting van de stad fietsten, even af te stappen en een kopje koffie of zoiets te drinken op het Buitenhof.
Even ontstond een kleine schermutseling, niet omdat Paca eraan dacht dat ze haar vader wilde verrassen, maar omdat ze niet wenste dat Servaas haar zou vrijhouden uit zijn waarschijnlijk schamele studentenbeurs. Zij immers had twee maanden salaris van Claudius gekregen, en voelde zich zeer rijk. Toen de jongeman tenslotte erin toestemde dat Paca haar eigen kopje koffie zou betalen, zetten ze welgemoed hun weg voort, en installeerden zich in een café aan het Buitenhof. ‘Paca,’ zei Servaas enthousiast, ‘ik vind het mieters je te zien, en daarom drinken we geen kop koffie maar iets feestelijkers. Je ziet eruit...’
‘Als ik eruit zie zoals ik me voel, dan moet ik wel iets hebben van een fee,’ antwoordde Paca, en ze vertelde hoe goed en menslievend ze haar dag had doorgebracht.
‘En nu zet je het goede werk voort door met mij op stap te gaan!’ antwoordde Servaas gevat. Paca antwoordde met een gekunstelde terughoudendheid, dat ze op tijd naar huis moest, en dat hun samenzijn dus niet lang zou duren. ‘En trouwens,’ ging ze voort, ‘van de afwezigheid van je vader moet ik gebruik maken om ook weer eens wat aan mijn studie te doen!’
‘Waarom zou je?’ vroeg Servaas spontaan, ‘je hebt later toch niets aan die juristerij. Als ik...’ En opeens stokte zijn stem, en hij kreeg een rode kleur. Paca keek bevreemd in de richting van haar cavalier, die plotseling, voor het eerst sinds hun kennismaking geen woorden meer kon vinden, en met verbazing zag ze dat Servaas bloosde.
‘Wat heb je?’ vroeg ze in de onschuld des harten.
‘Oh, niets,’ was het antwoord, ‘ik dacht opeens aan iets, dat wil zeggen... ik geloof dat ik bezig was me te vergalopperen. Eh, ga je straks mee eten? Ik heb van de oude heer een extraatje gehad, omdat ik zo vlijtig ben, en dat is nog lang niet op.’
Paca die onderhand lont begon te ruiken zei een beetje stroef, dat ze thuis verwacht werd voor het eten. ‘Dan bellen we op,’ zei Servaas beslist, ‘deze toevallige ontmoeting moeten we vieren!’ ‘Vooral omdat ze volgens je eigen bekentenis helemaal niet toevallig is. Nee, jochie, ik ga zo aanstonds als een brave dochter naar huis; trouwens ik heb een verrassing