vermoeden. Ze stichtte een studiebeurs voor de opleiding van twee missionarissen, ze schonk een klok aan een kerk, een röntgentoestel aan een ziekenhuis, en nog veel meer. Het was een indrukwekkende lijst van liefdadigheid, en een overduidelijk getuigenis van vrees voor het hiernamaals. Tenslotte, als laatste legaat moest een som worden uitgekeerd aan Jules en Lucie, die haar zo trouw hadden verzorgd, en zeker nimmer meer zulk een gemakkelijke dienst zouden verwerven.
‘Is dat de laatste splinter?’ informeerde Henri Wösten. ‘Nog even,’ antwoordde Claudius, en hij dreunde door: ‘Al de opgesomde legaten, schenkingen en stichtingen zullen vrij van rechten moeten worden uitgekeerd.’
‘O, lieve help,’ zuchtte Alexander Cruysancker, ‘van dooie mussen gesproken!’ Maar onverstoorbaar ging Claudius voort, en las voor, dat hij benoemd was tot executeur testamentair, opdat hij aldus voor het eerst in zijn leven nuttig werk zou doen. Hij moest echter afstand doen van een beloning voor deze diensten, maar mocht werkelijk gemaakte kosten, alsmede een bedrag van honderd gulden voor elke dag dat hij zich met de boedel moest bemoeien op gezegde boedel verhalen.
En met deze woorden nam Véronique afscheid van haar lezers, beval zich aan in Gods barmhartigheid en in de gebeden der beneficianten.
Als getuigen hadden Jules en de melkbezorger getekend. Even heerste er doodse stilte. Jules sloop de kamer uit om thee te halen, en Claudius dronk gretig een teug water.
De eerste die het woord nam was Henri Wösten. ‘Je had gelijk, Claudius, toen je me waarschuwde voor het testament van Véronique. Maar als ik jou was, zou ik maar voorzichtig zijn met die verschotten die je op de boedel mag verhalen.’ ‘We moeten aanvaarden onder beneficie van inventaris,’ adviseerde de jurist Alexander Cruysancker.
Even ontstond er een geprikkeld gezwatel door de hele kamer.’ Iedereen, en vooral de dames, wilde z'n gevoelens luchten, en het moet gezegd zijn, dat zelfs de opinie van de goedige Berendina niet vriendelijk was ten opzichte van de aflijvige. Maar juist toen de deur weer openging om Jules door te laten met de thee, en men dus moest zwijgen met het oog op de aanwezigheid van domestieken, klonk de geruststellende stem van de notaris.
‘Och,’ zei hij, ‘die kosten komen er nog wel uit, tenzij ze groter zijn dan ongeveer achtentwintig ton.’
Rinkelend viel de theepot uit Jules' hand, en de atmosfeer