‘Ik heb zo'n idee dat Nieuw Zeeland nog veel achterlijker is dan Canada. Die mevrouw Klaassen, weet je wel, die kennis van moeder, die zit er nu al een jaar, en ze heeft nog geen behoorlijk huis.’
‘We zouden een huis kunnen meenemen, zo'n prefab, weet je wel!’
‘Daar hebben we toch geen geld voor, jongen!’ antwoordde Pia practisch, ‘en als we geld hadden, dan kon je je toch inkopen in de drukkerij. Je zegt zelf, dat de oude Bongaerts je graag als partner en opvolger heeft. Nou dan.’
‘Ja maar, daar is veel meer geld voor nodig dan voor te emigreren en zo'n huis!’ zei Driek. Zonder overgang ging hij rechtop zitten en riep: ‘Ober!’ De kelner kwam, en hij bestelde nog een rode bessen en nog een glas bier. Terwijl de ober de bestelling ging ophalen, verweet Pia aan Driek zijn kwistigheid. ‘We zitten hier toch niet om te drinken,’ vond ze, ‘en als we niet sparen komen we er nooit.’
Opeens zei Driek: ‘Als die oude dame met haar hondje nu eens een fee was, Pia, en dat die nu opeens wonderen ging doen.’ Pia keek haar galant teder aan. ‘Eerst begint ze te stralen, natuurlijk, heel veel licht uit te stralen, dat het zo licht wordt als op een zomerdag.’
Plagend zei Pia: ‘Dan zou je toch mijn hand moeten loslaten, zo in het publiek!’
‘Nee,’ ging Driek verder, ‘want de fee zou ineens haar paraplu veranderen in een toverstaf en dan zou ze zeggen: ‘Driek, omhels Pia eens erg hartelijk, want ik zal al jullie moeilijkheden oplossen.’
Zonder het bevel van de fee af te wachten drukte hij een tamelijk onhandige kus op Pia's wang, en het meisje zei gegeneerd: ‘Driek, de mensen!’
‘Kussen zijn maar stof, en als je ze niet hebben wilt, dan was je ze maar af,’ zei Driek en ging verder. ‘Misschien weet die fee wel, naar welk land we zouden kunnen trekken.’ ‘Naar het feeënland natuurlijk,’ zei Pia, ‘waar je niet hoeft te wonen in een prefab-huisje en waar ze...’
‘Dat kan niet,’ zei de jongen, ‘want in een feeënland hebben ze natuurlijk geen boekhouders en geen accountants nodig, om de doodeenvoudige reden dat de feeën ervoor zorgen, dat iedereen zoveel geld heeft als nodig is. Dus niet naar het feeënland.’
‘Als ik geld genoeg had, weet je wat ik dan deed, Driek? Dan ging ik bloemen kweken, alleen maar voor mijn plezier. Maar ook radijsjes omdat jij daarvan houdt. Het hele jaar door radijsjes.’