‘Houdt 'm dan nog een beetje,’ zegt hij.
Francine gaat vlak voor hem staan.
‘Pierre,’ zegt zij ernstig, ‘ik geef je vijf minuten. Als ik binnen dien tijd die chèque niet heb, laat ik onmiddellijk het huis sluiten. En dan ga jij eruit, evengoed als al de anderen. Dit is mijn huis.’
‘Chantage,’ zegt Pierre woedend.
‘Misschien, maar voor een goed doel.’
‘Maar wat moet jij met die Gueules cassées?’
‘'n Gril, heb ik je gezegd. Schrijf je die chèque?’
Pierre aarzelt even, gaat dan in een hoek zitten, haalt zijn chèqueboekje uit zijn zak en brengt haar wat zij verlangt. Zij kijkt het papiertje in, vouwt het in vieren en glijdt het in haar décolleté.
‘Pierre,’ zegt ze, ‘je bent 'n schat; ik wist wel dat je dat voor me zou doen.’
‘Niet voor jou,’ mokt Pierre, ‘voor de Gueules cassées.’
‘Dat is juist hetzelfde. Merci.’
Nooit is Francine zóó luidruchtig geweest. En nooit zoo mooi, denkt Pierre Bachot. Hij heeft er geen spijt van haar den chèque gegeven te hebben. Francine verhoogt zijn aanzien. Zijn vrienden benijden hem om haar en de menschen met wie hij zaken doet zijn gevleid als hij hen in haar gezelschap brengt. Zij is een stille vennoot geworden voor hem, zonder dat zij het zèlf vermoedt.
Begrepen heeft hij haar nooit. Vooral vanavond niet. Zij had hem tot nu toe nooit ergens om gevraagd. Zij nam alles van hem aan zonder zich ooit uitbundig over zijn geschenken uit te laten, ze beschouwende als een natuurlijke