(mij dierbaren) broeder te vernemen, was het niet voor gisteren avond laat, dat wij de zekere tijding ontvingen, dat hij gesneuveld is! - Hoe dit berigt mij trof, kan ik niet uitdrukken. Fredrik's genegenheid op mij uitsluitend gevestigd te zien, was mij zoo iets nieuws, zoo iets aangenaams, het verdreef zoo geheel den nevel, die mij plagt te omringen mijne eigenliefde was zoo bijzonder gestreeld door het denkbeeld, dat ik waarlijk bemind wierd, dat ik mij reeds bij voorraad verblijde in de hoop van uw's broeders voorkeur eens door mijne wederliefde te zullen mogen beloonen, eene hoop, welke door mijne ouders in mij werd gevoed. Dan helaas het zwak van mijn' vader voor den krijgsdienst heeft alles bedorven, mijn' fredrik doen besluiten, zich aan de kansen des oorlogs te wagen, en hem het slagtosser van zijne liefde voor mij en voor het Vaderland doen worden. In mijne droefheid wend ik mij tot u, wier droefheid zeker aan de mijne gelijk, te weeg zal brengen, dat gij mij verstaat, in mijne smarte deelt, en medelijden met mij zult hebben. O hoe dwaas ben ik geweest van aan waarzeggerijen eenig geloof te slaan, en hoe wijs waart gij toen gij mij het verkeerde daarvan onder het oog bragt. Vreugd voorspelde men mij, diepe droefheid is mijn deel! Wat was ik gelukkig in vergelijking van thans, toen ik mij ongelukkig waande. Het voorwerp, hetwelk ik toen als verloren achtte (uw broeder namelijk) was slechts voor eene wijle van mij verwijderd. Thans helaas is hij