Amsterdam, 15 Mei 1815.
Emilia, hoe vast ook anders van karakter, heeft eene zwakheid aan de vrouwen eigen aan den dag gelegd, toen zij, volgens uw verzoek, met haren echtgenoot en mij wilde spreken over het in uwen laatsten brief vervatte. Zij liet ons den brief lezen terwijl tranen haar gezigt verduisterden, en schreide toen zij vernam, dat wij geen reden vonden, om u uw voornemen af te raden. Zij zelve kon dan ook u dit niet schrijven en verzocht mij het in hare plaats te doen. Of gij uw oogmerk zult bereiken, dat is te zeggen, of de graaf de B. nadat gij u dapper zult gekweten hebben, indien gij, (hetgeen toch zeer mogelijk is) niet met een eereteeken van het slagveld komt, u zijne dochter zal schenken, staat bij mij nog te bezien, maar wilt gij het er op wagen, zoo doe het. Zonder eenige andere beweegreden betaamt het ongetwijfeld thans ieder ongehuwd man in het Vaderland, dat hij trachte te beletten, dat de dwingeland er weder den