mijn besluit, om te trachten haar de mijne te maken, versterkt. Ik maakte op dat diné, kennis met henriette W. nu S. en hernieuwde die met haren man, dien ik sedert onze kindschheid niet gezien had, en met eenige andere jonge dames en heeren, welke mede het middagmaal bijwoonden. Na den afloop van hetzelve, gaf het sraaije weder en de lengte der dagen, aanleiding, dat het doen eener wandeling voorgesteld en geredelijk aangenomen werd. Ik maakte mij die gelegenheid ten nutte, om zoo veel mogelijk met ernestine te praten, zij geviel mij bij uitstek, en ik gaf haar te kennen, dat ik om haren wil alleen Amsterdam had verlaten. Veel meer durfde ik niet zeggen, ik was een weinig verlegen, en zij ook - wij wandelden lang zonder een woord te wisselen naast elkander voort, eindelijk bedacht ik, dat het toch dwaas van mij was nu niet te spreken, daar ik misschien niet ligt zulk eene goede gelegenheid weder krijgen zou, ik zeide dan, dat ik verlof verzocht, om haar van tijd tot tijd te komen bezoeken - meer durfde ik niet. Zij antwoordde: ‘Wie mijne ouders bij zich willen toelaten, zullen mij natuurlijk welkom zijn.’ Dit vond ik vrij knap geantwoord, echter voldeed het mij maar half; ik begreep echter, dat ik billijker wijze niet meer eischen kon, en zoo kuijerden wij, ons van dat oogenblik af aan, meer met het overige gezelschap bemoeijende, zoetjes aan voort, tot dat wij aan het hôtel van B. terug waren. Hier nam iedereen