De kleine pligten (4 delen)
(1824-1827)–Margaretha Jacoba de Neufville– AuteursrechtvrijAmsterdam, 27 Maart 1815.Dat gij niet aan mijn verlangen hebt kunnen voldoen, en dat ik zoo uw bijzijn moet ontberen, spijt mij, meer dan ik u zeggen kan, lieve julie. Schoon ik zeer te vreden ben met het gezelschap van mijn' waardigen echtgenoot, en van mijn' lieven jongsten broeder, ben ik zoo lang, nu laatstelijk, | |
[pagina 242]
| |
aan het gezelschap van vrouwen gewend geworden, dat het mij een wezenlijk gemis is, niemand van mijne kunne gestadig bij mij te zien, en niet alleen zou mij iemand maar in het bijzonder, zou iemand, gelijk gij, mij aangenaam zijn geweest. Evenwel ik bill??? uwe redenen om te huis te blijven, ik begrijp, dat uwe ouderen, altijd. treurende, om hun geleden verlies, uwe opbeuring behoeven, en het zou zeer onredelijk in mij zijn, indien ik u dringen wilde, een' pligt te verzaken, dien ik altijd als zoo hoogst gewigtig, en de vervulling van welken ik als zoo dringend, heb aangemerkt. In de daad, van de eerste jeugd der kinderen of aan, doen de Ouders zoo veel voor dezen, getroosten zich zoo vele, zoo zware opofferingen, zorgen en tobben zoo onophoudelijk, zonder dat de kinderen daarvan iets bemerken, noch het op eenigen den minsten prijs stellen, dat zoo ras deze laatsten gewaar worden, dat er veel voor hun gedaan is, en altijd nog veel voor hun gedaan wordt, zij van hunne zijde behooren te beginnen met wederkeerig hulpbetoon, en hoe meer hun verstand rijpt, verpligt zijn, hunne dankbaarheid te bewijzen door zich ook opofferingen, zorgen, en lasten ten behoeve hunner ouderen te laten welgevallen. Leeren wij niet van onzen Goddelijken meester, dat Hij zijnen ouderen onderdanig wasGa naar voetnoot(*), dat hij aan het kruis genageld voor zijne moeder zorgde, en haar zoo dringend aan den geliefden dis- | |
[pagina 243]
| |
cipel aanbeval, dat deze, maria bij zich in huis namGa naar voetnoot(*)? En niettegenstaande zulke voorbeelden van den Heiland zelven, vindt men helaas kinderen, die door hunne ouders, om in jezus's naam gedoopt te worden, in de armen gedragen, of geleid werden, welke die ouders veronachtzamen, versmaden, bits bejegenen! O als ik van zoo iets getuige ben, bloedt mijn hart, en betreur ik de verkeerdheid van die zich zoo schuldig makende jonge personen! Dus julie nog eens, verre zij het van mij U van het betrachten uwer heilige pligten te willen aftrekken, veel liever roep ik u toe, blijf, blijf, troost en help en verzoet het lijden uwer ouderen, en geniet de belooning, welke door God zelven aan de kinderen die vader en moeder eeren toegezegd is. - Wat ziet het er weder donker uit, aan zekeren horizont, die zoo liefelijk opgehelderd was! wat bevat de staats-courant van heden een vreemd verschijnsel: eene proclamatie van lodewijk XVIII. bij de gratie Gods, Koning van Frankrijk, ter eener, en van napoleon bij de gratie Gods &. Keizer der Franschen, ter andere zijde! Wat spelen de menschen dikwijls ligtvaardiglijk met wat het heiligste wezen moest!! Noopten de gebeurtenissen, welke tot bovengenoemde tegenstrijdigheid aanleiding geven niet tot schreijen, men zou lagchen, om het botsen van twee vorsten, die beide zich als door God tot den troon geroepen | |
[pagina 244]
| |
opgeven! Moge slechts ons lieve Vaderland niet door al de vreemde gebeurtenissen dezer dagen weder in ongelegenheid komen, moge slechts onze dierbare Koning, die zoo moedig in dit hagchelijk tijdsgewricht de kroon aanvaard heeft, zich kunnen staande houden!! Hebt gij geene tijding van uwe zuster adriana? mij dunkt zij moet het thans te Parijs niet aangenaam hebben; schrijf het mij als gij eens iets van haar verneemt. Ik beveel mij in uw vriendelijk aandenken, en teeken mij met ware genegenheid
Uwe emilia D. |