tijdig leeren, voor haar (schoon zij het wanen) is geen vrolijk heden - geen verblijdend morgen - zij zijn halve weezen, en hebben een' vader die zoo weinig voor haar vermag! O die lieve kleinen! zij alleen hechten mij nog aan het leven, zonder haar ware ik misschien reeds onder het gewigt mijner ellende bezweken, en toch haar aan te zien, wekt alle mijne smarten op, haar te zien lagchen en spelen doorgrieft mijn hart! - Het is goed fredrik, dat gij niet meer hier zijt, gij zoudt mijn eertijds gastvrij huis niet herkennen, het is ledig en doodsch; gij zoudt mij niet herkennen, ik lach niet meer, ik scherts niet meer, ik treur en zucht! gij zoudt niets aan mij hebben, ik heb aan mij zelven niets meer; mijne oude bezigheden walgen mij, wat mij in mijne bedrijven belangrijk voorkwam, is mij geheel onverschillig; de tijd, die mij zoo vaak te kort was, is mij ondragelijk lang; in plaats van als eertijds vroeg op te staan, om een paar uren te winnen, blijf ik zoo lang te bed liggen als maar eenigzins geschieden kan, en ik zoek den slaap, om dat die alleen mij mijn lijden doet vergeten. Mijne oude goede vrienden, wier bijzijn mij voorheen zoo aangenaam was, schuw ik. Ik zoek de eenzaamheid, en als ik alleen ben, verlang ik naar aanspraak; komt er dan iemand, zoo spreek ik naauwelijks met hem en verlang, dat hij weder vertrekt! Heb medelijden met uw' vriend, goed fredrik, en bid God voor mij, dat mijne thans heerschende gemoedsgesteltenis wijke voor de overtuiging, dat