de levenlooze voorwerpen, die wij zien, een' invloed op ons gemoed! ik schreide, en zeide eindelijk niet zonder moeite, aan het door u verlatene verblijf, vaarwel. Van sommige onzer bekenden in de stad heb ik ook afscheid genomen, zij waren alle treurig over uw genomen besluit, om niet weder in hun midden terug te komen. Quesel is mij komen bezoeken, hij zag er welgedaan en zeer te vreden uit, ik heb naar zijn gedrag vernomen en van de lieden bij wie hij inwoont niets dan goeds daaromtrend gehoord, zijne winkel was wel voorzien en zijne zaken schenen in eenen bloeijenden staat te wezen. Zonder leedwezen heb ik de Gravin de B. verlaten, op den duur kan ik niet zeggen, dat mij die vrouw bijzonder wel bevalt, zij heeft magtig veel op met hare hooge geboorte en met den rang, welken haar broeder aan het hof van Pruissen bekleed, en schoon fredrik en ik, vriendelijk door haar en haren echtgenoot zijn behandeld geworden, dacht mij, dat zij wel eens wat te laag op ons nederzagen. Om deze reden spijt het mij eenigzins, dat ernestine, mijn' broeder bij uitnemendheid wel behaagd heeft, hij nam afscheid van haar met meer teederheid dan ik wel verlangd zou hebben, indien hij haar waarlijk lief had, zou ik meenen hem tegen het inwilligen van die neiging te moeten waarschuwen; ik hoop nu nog, dat zij slechts eenen voorbij gaanden indruk op hem mag hebben gemaakt. - Van de wijze, op welke wij hier ontvangen zijn, zal ik u niet veel