alleen, maar mijne vriendin heeft hem Weene af, hare toestemming gegeven! zij is op hare terugreis en wordt over weinige dagen alhier verwacht. Oom D. is buiten zich zelven van vreugde, hij weet niet wat hij doen zal, om zich op de meest behagelijke en jeugdige wijze, aan zijne aanstaande bruid voor te stellen. Zijn kapper en zijn kleedermaker worden geraadpleegd, hij beziet zich van tijd tot tijd in den spiegel, en zeide mij laatst toen hij eens bemerkte, dat dit mij tot glimlagchen dwong: ‘Ik weet wel, dat emilia niet bijzonder op de uiterlijke gedaante gesteld is, maar men wil in mijn geval, er toch niet slechter uit zien dan onvermijdelijk is!’ - Nu hij ziet er waarlijk in het geheel niet slecht uit, en zijne vreugd verjongt hem. Dat emilia zich eindelijk eens établisseert is mij bijzonder aangenaam, maar als ik, mijne eigene smart gevoelende, er aan denk, dat zij zich bloot stelt, om ook eens eene dergelijke smart te ondervinden, daar zij ongetrouwd blijvende zulk eenen kans ontweek, dan komt wel eens de gedachte in mij op: o bleve zij slechts wat zij is! Dan zij is oud en wijs genoeg, om voor haar zelve te kiezen, en ik zal aan haar schrijvende geene noodelooze zwarigheden opperen, aan u alleen die weet hoe ongelukkig ik door het overlijden van uwen mij zoo dierbaren broeder ben, heb ik mijne denkbeelden durven openbaren.
Mijne zamenwoning met mijne moeder gaat wel; zij is vergenoegd, en lief met de kinderen, en zegt