Frankfort, 11 December 1814.
Hoog Wel-Geboren Heer!
Geen' anderen naam mag ik u geven. Lees den brief welken ik u zend. Erken hoe wijs mijn Vader gehandeld heeft; hoe braaf, hoe kiesch, en overmeester de smart, welke (daar ik uw hart naar het mijne mag beoordeelen) ik gevoel, dat u nederdrukken moet. Eene onoverkomelijke hinderpaal belet ons, ooit voor elkander te zijn, wat wij nog zoo onlangs op nieuw hadden gewenscht te wezen. Het is niets dat ik zeg: ‘ik zie af van het geluk, om uwe echtgenoote te worden,’ want al zeide ik dit niet, de wet zou onze vereeniging verbieden. Laat mij uwe vriendschap behouden, de mijne is u verzekerd - maar kom niet in Holland - ik voel mij te zwak, om u te