lens van iemand, zoo als gij zijt, in hebben, om daar mêe niet volkomen te vrede te wezen. Evenwel, ik zal u van mijnen kant zoo hartelijk beminnen, ik zal zoo zeer mijne uiterste pogingen aanwenden, om u meer en meer aan mij gehecht te maken, dat ik, wie weet het, u misschien allengskens alle uwe verledene smarten zal kunnen doen vergeten, en meer van u bemind worden, dan gij zelve gedacht had nog te kunnen lief hebben. Waarlijk het denkbeeld, dat ik de mijne zal mogen noemen, de vrouw, die ik zoo lang hoog geacht heb, en voor wie ik de vurige liefde van een' in jaren met haar gelijken man, eens zoo wel heb kunnen begrijpen, maakt mij grootsch op mijzelven, en ik heb moeite, om niet aan ieder een, die mij tegen komt, toe te roepen: weet gij het al, ik word de echtgenoot van emilia! Aan ieder wien ik het gevoegelijk zeggen kan, ten minste, zeg ik het, willem ben ik om den hals gevlogen, toen ik uwen brief, dien hij mij bragt, in zijne tegenwoordigheid gelezen had. Aan karolina ben ik het heugelijke nieuws ten eersten gaan vertellen, mijne dienstboden heb ik dien middag op wijn getrakteerd, en zelf heb ik op uwe gezondheid en behouden overkomst gedronken. Vertoef niet lang in Brussel, mijne lieve! wanneer gij daar eens gekomen zult zijn; maak u zoon mogelijk een denkbeeld van mijne aanvankelijke vreugde en vervolkomen die spoedig door uwe tegenwoordigheid. Ont-