| |
| |
| |
LXXXI. Brief.
De heer Willem P. aan Emilia P.
| |
Amsterdam, 14 October 1814.
Van eene vreemde ontmoeting, welke ik onlangs gehad heb, haast ik mij u verslag te doen lieve zuster, ten einde gij hoe eer hoe beter overtuigd moogt worden van wat ik lang vermoedde, namelijk, dat onze stiefmoeder eene doortrapte bedriegster is. Ik was verleden zaturdag met mijne vrouw in de Fransche Comedie, tusschen de stukken ging ik eens beneden in het Parterre rondkijken, en bevond mij spoedig omringd van eenige kennissen welke mij bij mijn' naam noemende, de aandacht van een' heer, die digt bij ons stond gaande maakten. Toen mijne vrienden zich een weinig verwijderd hadden, kwam die heer naar mij toe en vraagde zeer beleefd, in het Fransch, of hij niet de eer had den Heer P. te zien. Daar ik hier op bevestigend antwoordde, ging hij voort: ‘En ce cas c'est monsieur votre pere qui a été le mari de ma soeur; je m'appelle des saules, cette infortunée séraphine que monsieur P. projettait de recueillir chez lui, mais qui est morte à Paris, avant de se met- | |
| |
tre en voyage, était ma fille, et j'ai l'honneur (mij eene vrouw aanwijzende, die op de bank voor ons zat) de vous présenter sa mere mon épouse.’ Ik maakte eene buiging tegen de dame, en zeide, dat ik verheugd was hem naar het uiterlijk aanzien in goeden welstand te ontmoeten, daar ik uit het schrijven van Mevr. P. verstaan had, dat zijne gezondheid door zijne vermoeijenissen in den Spaanschen krijg zeer veel geleden had. Hierop glimlachte hij en zeide: ‘Ma foi monsieur! il faut qu'elle ait révé en vous écrivant celà, car j'ai eu le très grand bonheur de conserver toujours la meilleure santé du monde et je n'ai été qu'une fois légerement blessé. Begrijpende dat het daar de plaats niet was, om al te vragen wat ik wel wenschte te weten, zeide ik, dat het mij aangenaam wezen zou, den heer des saules eens in het bijzonder over eene en andere dingen te spreken, en vraagde waar en wanneer hem zulks gelegen komen zou. Op den volgenden dag te één ure werd dat gesprek bepaald te mijnen huize te zullen plaats hebben, ik gaf mijn adres op, en keerde toen naar mijne plaats, au 1e. rang, bij christine terug. Na dat ik Zondag een uur vruchteloos gewacht had, kwam de Franschman, of liever de Zwitser, vele complimenten makende over zijn retard en dit voornamelijk toeschrijvende aan zijne vele bezigheden, daar hij op het punt stond, van naar zijn land terug te keeren, iets dat ik niet ongaarne vernam, wjjl ik anders wel genoodzaakt zou geweest zijn, om hem
| |
| |
en zijne vrouw eens bij ons ten eten te vragen, en eenige andere beleefdheden te doen. Zoo ras ik het woord kon krijgen, begon ik hem te zeggen, dat ik met leedwezen en bevreemding gewaar was geworden, dat de geldzaken van Mevr. P. in zulk een' slechten staat waren; dat ik altijd gemeend had, dat men in Zwitserland met, hetgeen wij hier een genoegzaam inkomen voor een eenloopend mensch zouden noemen, rijk was, en veel doen kon, daarom gedacht had, dat zijne zuster met het door mijn' vader aan haar toegewezene jaarlijksche inkomen, bij uitstek wel zou hebben kunnen rondkomen, en dat ik niet kon begrijpen hoe zij nog onderstand van ons noodig had. Hier viel hij mij in de reden, en zeide, dat zij zulks ook in geenen deele behoefde, dat zij te Lauzanne de rijke weduwe genoemd werd, en eene der best gemonteerde huizen had. Toen vond ik geraden hem met de stukken te overtuigen en liet hem den brief van thérese en mijn antwoord lezen. De man gaf mij die zigtbaar geraakt terug, en zeide: ‘Monsieur, je suis au desespoir de reconnaitre que vous avez été vilianement trompé, et trompé par une personne à laquelle je tiens par les liens du sang, et qui a tant d'obligations à votre famille, veuillez ajouter à toutes vos bontés, celle de ne pas divulguer le fatal secret qui se dèveloppe en ce moment, mais soiez bien persuadé que je n'ai pas la moindre part à la fraude, et croiez m'en sur ma parole d'honneur quand même je
| |
| |
n'eusse pas de quoi vivre (et j'ai assez, grace à Dieu, pour me soutenir honnétement avec ma femme) je n'accepterais pas une obole, d'un argent qui à été si bassement obtenu! Je suis revenu dénué?! elle m'a sur les bras?! la traitresse! - mais je lui apprendrai à vivre, je lui écrirai une lettre dont elle se souviendra!!’ - des saules deed mij een geheel relaas van zijne eigene omstandigheden, van wat er met séraphine voorgevallen was, van Mevr. P. haar voornemen, om dat kind aan mij uit te huwelijken, kortom hij verhaalde mij genoeg, om mij veel wat tot nog toe duister was, in een helder daglicht te stellen, maar door u dit thans alles te ontvouwen, zou mijn' brief te lang worden, ik hoop het u na uwe terugkomst in al de bijzonderheden te verhalen. Mijn gesprek met den Kapitein liep zeer naar mijn genoegen af, hij scheen mij wel wat winderig, maar toch een man van eer en van goede beginselen te wezen. Daar hij twee dagen later meende te vertrekken, namen wij voor goed afscheid, maar spraken af, dat indien er weder iets van helang, nopens Mevr. P. mogt voorvallen, wij elkander schrijven zouden. En zoo emilia, hebben wij dan ons geld in het water gegooid, en ons als kinderen laten om den tuin leiden! Dan wat helpt nu beklag, deed ik mijn' zin, ik schreef zoo dadelijk aan thérese, maar ik doe het niet om dat ik voel, dat ik mijn' toorn niet zou kunnen bedwingen, en het is toch beter bedaard te blijven, vooral daar de zaak iemand betreft, die wij
| |
| |
welstaanshalve moeder moeten noemen. Ik zou echter wel iets willen bedenken, dat ons voor het (ik mag wel zeggen) ontstolene, schadeloos stelde; misschien kon dit gevoegelijk geschieden, door zoo lang het, der rijke weduwe jaarlijks door vader's testament toegelegde, in te houden, tot wij ons uitschot terug hadden. In dit plan is niets oneerlijks, niets onbillijks, laat er uwe gedachten eens over gaan, en schrijf, of kom spoedig zeggen hoe gij daaromtrent denkt, aan
Uw' liefhebbenden broeder
willem P.
PS. Hier ingesloten een woordje van uwe vriendin van L. Die goede vrouw is bitter bedroefd over het verlies van haren echtgenoot; niet zonder reden, want hij was een braaf man en zeer zorgvuldig vader, ook moet zijn dood eenen nadeeligen invloed op de geldmiddelen hebben, het is te hopen, dat de Heer D. de weduwe bijstaan zal. Ik ga deze dan eens alleen, dan met mijne vrouw dikwijls bezoeken, en heb groot medelijden met haar. Hare moeder zal bij haar komen inwonen, julie is weder naar Haarlem vertrokken. - Adieu.
|
|