indien gij alleen gebleven waart, of eene bemiddelde echtgenoote medegebragt, met welke gij ook bij mij, voor den dag zoudt durven komen, eenig genot van mijne rijkdom rerwijl ik leve, en het vooruitzigt van eene ruime erfenis na mijnen dood hebben? Kom aan charles wees wijs, prevel niet over eene verpligting die dwaasheid wordt zoo ras zij tegen uw welgegrond belang strijdt. Geef zoo gij wilt een jaarlijks pensioentje aan euphemie en laat haar aan het modes maken in Holland blijven, terwijl gij terug gekeerd, als een ongetrouwd man, al het genot der vrijheid en der rust zult kunnen smaken. Ik weiger volstrekt en onze beide zusters weigeren dit ook, om euphemie als onze zuster te erkennen of als Mevr. des saules te begroeten, zij zal voor ons altijd blijven wat zij is, namelijk eene non die uit haar klooster ontvlugt, zich dwaasselijk heeft overgegeven aan de bescherming van u die haar niet beschermen kondet, en door hare eigene schuld in het verderf geloopen, slechts billijk veel heeft moeten uitstaan en lijden. Gij zijt dankbaar, zegt gij, voor het weinige dat wij aan uw kind gedaan hebben. Was dat weinig dat wij het ons lieten welgevallen dat mijn Vader dat kind bij zich nam toen de moeder moest emigreren? was dat weinig dat wij na vaders dood seraphine's schoolgeld te Parijs voor gemeene rekening met u wel wilden betalen? Was dat weinig dat ik het zoo ver bragt dat zij bij den heer P. in huis zou hebben komen wonen, en mijn uiterste