huis alhier aan den eigenaar terug, en als ik weder eens in Holland kom, zal ik geen ander te huis komen hebben dan bij willem, waar ik trouwens altijd welkom ben. Ik ben gisteren eens naar Zeist geweest en heb een paar keeren heen en weder voor ons oude buitentje gewandeld, ik wilde het nog eens weder goed bekijken, evenwel het te zien, heeft mij aangedaan, ik behoef u niet te zeggen hoe ik toen om u heb gedacht lieve fredrik; uw beeld zweefde daar, duidelijker dan elders voor mijnen geest. O had ik in 1808 bij onze scheiding vermoedelijk voor een jaar slechts, kunnen denken dat ik u voor zoo vele jaren zou hebben moeten missen, hoe veel bedroefder zou ik dan niet nog geweest zijn! uw vertrek met vader, na het droevig en drokke laatste ontbijt hetwelk wij te zamen genomen hadden, herinnerde ik mij zoo duidelijk, dat het was als of ik de koets nog hoorde wegrollen, ja het kwam mij vreemd voor, dat ik niet in het huis moest wederkeren. Zoo kan men zich in gedachte in den verledenen tijd terug zetten, en van de toekomst kan men zich geheel geen juist denkbeeld maken, schoon men het somtijds wenschen zou. Dan hoe duisterer die toekomst is, hoe omzigtiger wij dezelve behooren te gemoet te treden, en deze aanmerking brengt mij weder op het punt waarmede ik dezen brief begon. Dat gij mijne redenering moogt goedkeuren, en u met onderwerping voegen naar hetgeen oudere lieden het