zen. Inderdaad ik geloof met u, dat daar de opvoeding der jongens, dezen, al ligt spoedig van de moeder verwijderen, een meisje te hebben dat meer onmiddellijk onder derzelver oog groot gebragt worden kan, en ouder wordende een aangenaam gezelschap opleveren, iets bij uitstek wenschenswaardigs mag genoemd worden. Ik heb wel zoo eens gedacht: ‘Als men in het algemeen iets verlangt, moet men zich zeer gelukkig vinden wanneer men dat verkrijgt, maar als men iets bepaalds, iets in het bijzonder wenscht, en dit, juist dit, ons te beurt valt.... O dan moet men geene woorden weten te vinden om zijn geluk te beschrijven, om aan den gever van alle goede gaven, zijne dankbaarheid te betuigen!’ Bij u was een algemeen verlangen, kinderen te mogen krijgen. Die wensch is aanvankelijk vervuld geworden door de geboorte van uwen zoon; dan gij vormdet een tweede verlangen, uw bijzonderen, uw bepaalden wensch was nu laatst eene dochter, en ziet eene dochter wordt u geboren! O karolina wat moet gij blijde zijn, wat moet gij u gelukkig gevoelen, wat behoort gij dankbaar te wezen. Van dit alles ben ik in u, mijne lieve, volkomen overtuigd, maar ik moest er eens iets van zeggen, al ware het slechts om u te doen begrijpen hoe zeer ik uw gevoel bevroede, en mij opregtelijk en innig over uw geluk verheug. Om uwent wille durf ik hier niet meer bijvoegen, dan dat ik hoop van tijd tot tijd