zelve nog zeer goed hoe ik te moede was, toen ik uit de handen van Mevr. R. die na den dood mijner moeder, mijn's vaders huishouden bestierd had, bij haar vertrek de behering van hetzelve overnam. Verlegen bij elken stap dien ik doen, bij elke order die ik geven moest, maakte ik ook dikwijls feilen, en was meermalen in groote verlegenheid, maar zoetjes aan heb ik meer moed gekregen, en minder gedwaalt, dit zal zeker ook zoo met u gaan, en gij hebt oordeel genoeg, om indien gij er u volgens uwen pligt, op toe wilt leggen, met den tijd eene regt goede huishoudster te worden. Ik heb u wel eens het gebruik maken van uwe aangeborene slimheid afgeraden, hier moet ik u dit mogelijk aanbevelen, ten minste ik weet iemand die van hare slimheid in den omgang met hare dienstboden, wel eens zeer voordeelig partij getrokken heeft. Zij verhaalde mij onder andere, dat als in het begin van hare regering, de keukenmeid haar vraagde hoe veel ponden vleesch zij bestellen moest, dit haar grootelijks belemmerde, dan zeide zij langzaam: ‘Hoe veel ponden? nu ja, laat eens zien - wij zijn met ons zoo veel personen - dan zal - dunkt mij - een pond of.... doorgaans noemde’ dan de keukenmeid de benoodigde zwaarte van het stuk vleesch, en zij zeide, ‘ja, dat zal goed zijn, bestel het maar zoo!’ - Zij onthield wat er toen genomen was, en vond zich bij eene volgende gelegenheid in staat, om zonder aarzeling te antwoorden. -
Ik ben sedert het begin van deze maand ook