De kleine pligten (4 delen)
(1824-1827)–Margaretha Jacoba de Neufville– Auteursrechtvrij
[pagina 272]
| |
gens zijn' eigenen brief in welken hij onder andere zegt: ‘Ik weet niet hoe ik u hier zou krijgen, anders zag ik u gaarne bij mij;’ de aanstaande bruiloft van willem en mijn groot verlangen om u alle en u mijn lief moedertje voornamelijk eens weder te omhelzen, hebben mij doen besluiten tot een' gewaagden stap. Overmorgen reis ik naar Holland af, maar niet alleen, niet kwalijk vergezeld. De Heer lefébvre, mijn's Vader's beste vriend in deze streken, moet voor zijne zaken te Amsterdam zijn; mij van mijn' lust om eens huiswaarts te keeren, hebbende hooren spreken, kwam hij gisteren bij mij en vraagde of ik met hem wilde gaan? Niet durvende voor mij zelven te beslissen, verwees ik hem naar den Heer A. De heeren beide, schijnen mijne redenen geldend gevonden te hebben, want de Heer A. liet mij roepen en zeide, dat, indien ik meende dat mijn Vader over mijn vertrek uit de school niet gebelgd zou zijn, hij er in toestond. Ik sprong op van vreugde en ging terstond een klein koffertje pakken en dezen brief schrijven, die met den post vertrekkende, eenige dagen voor mijne komst in uwe handen moet zijn. Gij begrijpt dat ik geen' tijd heb gehad om Vader's verlof te vragen en af te wachten, ik hoop dus dat gij mijne voorspraak bij hem zult willen zijn. Gij hebt zoo dikwijls iets voor mij in het gelijk gebragt, dat ik thans niet aan uwen invloed twijfel. Ik hoop dat ik Vader beter zal vinden en dat er nog geene bruiloft gehouden zal zijn eer ik kom, want ik heb lust tot zingen, tot | |
[pagina 273]
| |
dansen met u, met dat lieve christinetje; een' ongenoden gast zal men in dit geval toch wel niet achter de deur plaatsen? Nu vaarwel, ik omhels u in gedachte, weldra inderdaad
Uw liefhebbende Broeder
fredrik P. |
|