nog inniger dan toen ik mij vermeette uwe hand te vragen, ik ken u nog beter dan toen, en hoe meer men u kent, hoe meer men u moet beminnen! Nogmaals dan verstout ik mij en verzoek u mijn gedaan aanbod, hetwelk ik thans herhaal, nog eens in ernstige overweging te nemen. Mijn stand en mijne vooruitzigten zijn verbeterd, misschien zijn uwe omstandigheden in al derzelver bijzonderheden minder gunstig dan zij een jaar geleden waren! Trouwens, dit laatste valt mij niet te onderzoeken, en kan ik zelfs niet wenschen dat eenen grooten invloed op uw besluit zou uitoefenen - maar wie vreest te verdrinken, grijpt zich al ligt aan een' stroohalm - alles komt mij dus in de gedachten wat eenigzins in mijn voordeel zou kunnen pleiten. - Reeds dikwijls heb ik u willen verzoeken mij een oogenblik alleen aan te hooren, maar nimmer heb ik zulks nog durven doen, eensdeels begrijpende dat de gelegenheid en thans ook de volte van het door uw Heer Vader bewoonde bovenhuis, zoo iets niet wel zou gedoogen, anderdeels wijl ik vreesde dat mij bij Mevr. M. aan huis op te wachten u ook niet welvoegelijk voorkomen zou. Ik schrijf dus en zal trachten op eene of andere wijze u mijn' brief te doen geworden. O! lees dien onbevooroordeeld, erken in mijne tweede misschien vermetele poging de waarachtigheid van mijne liefde. De Heer P. is zoo veel beter, dat ik geen gevaar loop hem te benadeelen, door eene wijle uwe aandacht van hem af te trekken en op mij te leiden. Mogt de stap tot