De kleine pligten (4 delen)
(1824-1827)–Margaretha Jacoba de Neufville– Auteursrechtvrij
[pagina 232]
| |
Parijs, Februarij 1809.Vergeef het mij, lieve emilia! indien ik naar uwen zin wat lang gewacht heb met schrijven, ik beken dat de erge koude er grootelijks schuld aan is. Welk een winter! Het is misschien, omdat ik zoetjes aan oud word, maar nooit heeft, dunkt mij, de lang aanhoudende vorst mij zoo gehinderd, als dezen keer. Hoe maakt men het in Holland? volgens de nieuwspapieren heeft de plotselinge dooi veel schade in Gelderland vooral veroorzaakt, dit bedroeft mij. Uw vaderland had, dunkt mij, wel genoeg aan derzelver rampen, en toch is naauwelijks het halfverwoeste LeydenGa naar voetnoot(*) tot eenige verademing gekomen, en het geteisterde ZeelandGa naar voetnoot(†) tot eene soort van rust wedergekeerd, of Gelder- | |
[pagina 233]
| |
land en het Zuiden van Holland ondergaan eene vreesselijke bezoekingGa naar voetnoot(*)! Arme provinciën waar eertijds het geluk en de voorspoed hunnen zetel schenen gevestigd te hebben, hoe beklagelijk is thans uw lot! Te veel genoegen heb ik in die voormaals zoo gelukkige oorden gesmaakt, te zeer heb ik het oude karakter van derzelver bewoners leeren eerbiedigen en hoogschatten, om niet bedroefd te wezen, over Neerlands deerniswaarden toestand en over de verbastering van sommige harer kinderen! Karolina evenwel schijnt mij toe thans achting te verdienen en zich waarlijk tot beterschap te schikken. Hoe leed haar finantieel ongeluk mij ook zij, geloof ik, dat het tot haar zedelijk welzijn niet ondienstig kan medewerken. Ik wensch zeer dat de zaken zich nog zoo mogen schikken, dat zij de echtgenoote worde van den man die haar opregtelijk schijnt te | |
[pagina 234]
| |
beminnen. Gij zult dan weldra denkelijk twee bruiloften bijwonen? O, mijne lieve! hoe gaarne zoude ik vernomen hebben dat gij uw eigen bruiloftsfeest gingt vieren! Mij dunkt dat, indien er zich eene aannemelijke partij voor u op deed, gij er ernstig over moest denken; uw tegenwoordig lot is ver van aangenaam, op den duur zal u de omgang met Mevr. P. niet bevallen, en indien gij uw' Vader eens kwaamt te verliezen, zou uw stand nog minder behagelijk zijn. Ik heb onlangs brieven uit Zwitserland gekregen in welke mij gemeld wordt, dat de vrouw van den Heer V. in de laatstverloopene maand zeer voorspoedig van eene dochter is bevallen en reeds weder bijna geheel hersteld is. In antwoord op uwe vriendelijke vragen nopens louise derval diene, dat ik boven verwachting geslaagd ben in het vinden van eenige nuttige en winstgevende bezigheid gedurende dezen winter. Door het overlijden van de Gouvernante van de drie dochters eener weduwe, die mij zeer wel bekend is, is mijne nicht daar geplaatst, om namelijk van 's morgens tien tot 'savonds negen ure het opzigt over die kinderen te hebben en haar onderwijs te geven. De Heer borlet heeft louise in een' brief kennis van zijn oogmerk gegeven, zij heeft zijn aanzoek niet afgeslagen, maar het beslissend antwoorden uitgesteld tot na zijne komst alhier, die in het voorjaar plaats moet hebben, hem intusschen veroorlovende haar van tijd tot tijd te schrijven. Aan mij schrijft hij ook; ik heb van hem vernomen, dat de Heer | |
[pagina 235]
| |
S. na louise's vertrek schijnbaar, schoon zijne ontevredenheid met het masker van ongesteldheid bedekkende, verstoord en droefgeestig geweest is, maar natuurlijkerwijze is er noch tegen borlet, noch tegen Mevr. S., tenzij dan in het bijzonder, van Jufvr. derval gesproken ‘en’, schrijft hij, ‘thans is het voor het uiterlijke alsof uwe lieve nicht nimmer in dit huis ware geweest.’ Ik twijfel niet of louise zal de haar aangebodene hand aannemen en, mijn's inziens, zal zij zoodoende eene wijze partij kiezen. Van harte wenschende dat het met de gezondheid van Mijnheer uw' Vader zich ten beste moge schikken en u in gedachte omhelzende, ben ik steeds
Uwe liefhebbende Vriendin
Wed. R. |
|