De kleine pligten (4 delen)
(1824-1827)–Margaretha Jacoba de Neufville– Auteursrechtvrij
[pagina 230]
| |
gisteren avond naar bed ging, moest ik deze weinige woorden op het papier zetten opdat er geen' nacht voorbij ginge tusschen den dag van uwe blijdschap en dien op welken ik u van mijne deelneming eenig zigtbaar blijk gave. Heden bij tijds op zijnde, vervolg ik, wenschende eer ik naar de kerk ga, u mijn briefje te kunnen zenden. Uw Oom D. rijst dagelijks in mijne achting, hij heeft zich laatst van eene zeer schoone zijde getoond, zijne edelmoedigheid zoo omtrent uwe moeder als omtrent u is bij uitstek lofwaardig en gij kunt hem voor dezelve niet beter beloonen, dan door zijn' wijzen raad ten opzigte van uw toekomend gedrag op te volgen. Mijne rol jegens u is thans uitgespeeld, eene vriendin heeft afgedaan, als hare vriendin eenen leidsman krijgt. Gewis zal de Heer van L. voor u een zeer trouwhartig leidsman wezen, gij hebt dus mij niet meer van doen. Maar kan het zijn, laat mij steeds eene kleine plaats in uw hart bekleeden! Ach karolina! - gij verdenkt mij van uw geluk niet te kunnen begrijpen, omdat ik, zoo als gij meent, nooit heb bemind! Misschien zoudt gij mij anders beoordeelen indien ik u alles verhaalde, wat ooit in mijn hart omgegaan is.... maar ten minste zult gij wel willen gelooven dat ik de vriendschap ken en hare genoegens weet te smaken, daarom dan zeg ik, behoud mij eene plaats in uw hart, het is zoo bedroevend om te denken, hoe meer men in jaren vordert, hoe schaarser het aan vrienden om ons wordt! - dan genoeg, ik | |
[pagina 231]
| |
moet niet over mijn gemis, maar over uwe blijdschap spreken! Tot het eind toe zijt gij dan aan uw plan, om uw' minnaar een weinig te kwellen, getrouw gebleven? stout meisje! Dan, hij heeft in dit geval, wel zonder erg, maar aardig over u getriomfeerd; laat dit u eens vooral ten bewijze strekken van de feilbaarheid van uwe magt. Neem nog deze waarschuwing van mij ten beste. Wat u als meisje en als minnares misschien niet kwalijk stond, zou u als vrouw en echtgenoote volstrekt niet passen. Speel, nu gij eens verloofd zijt, niet met het geluk en de rust van uw' aanstaanden gemaal, het heugt mij nog, mijne lieve overledene moeder dikwijls te hebben hooren zeggen: ‘Eene vrouw doet veel beter zich minder slim te toonen dan zij is, dan door het aan den dag leggen van hare slimheid, haren man vijf minuten te kwellen.’ Dit zeggen is mij door Mevr. R. herhaald en aangeprezen, twee zulke autoriteiten, zijn voor mij overgenoeg om mij te durven doen zeggen: ‘karolina prent ook gij dien raad in uw geheugen!’ - Ik hoop heden ten minste eens even bij u aan te komen, lang zal ik denkelijk niet kunnen blijven, mijn Vader is ziek, ik ontrust mij over hem, hij was zeker vrijdagavond niet zonder koorts en gisteren den geheelen dag onlustig, naarmate hij zich heden bevindt, zal ik handelen. Wees intusschen minzaam gegroet van
Uwe liefhebbende
emilia P. |
|