gebogen hebben? dat zij zich nimmer weder hebben opgeheven en als onderdanige dienaars van de schoone sekse, al dwazer en dwazer, al zwakker en zwakker, eindelijk nietsbeduidende sukkels geworden zijn, die de verachting der nakomelingschap op zich geladen hebben! In waarheid ik voorzie dat, als gij nu reeds u zoo zeer laat kluisteren, dat gij alle mannelijke zielskracht verloren geeft gij, eens getrouwd zijnde, u door uwe wederhelft te eenenmale over den kop zult laten zitten, en eene huismuis, een Janhen zult worden in plaats van als Voorheen met uwe makkers om te gaan en de vreugd van hunnen gezelligen kring uit te maken. Daar zulks mij voor hen en voor mijzelven spijten zou, moet ik u bij tijds uw gevaar onder het oog brengen. Gij bedriegt u, indien gij denkt dat ik de vrouwen niet ken, het is juist omdat ik die ken en weet hoe gevaarlijk zij zijn, dat ik mij wacht van er eene lief te krijgen, want geeft men bij haar iets toe, terstond willen zij meer, en meer, en zoo lang meer, tot zij den onvoorzigtigen man geheel in hare netten verward hebben. Ontwaakt hij en wil hij los - ja dat gaat niet tenzij hij met geweld den strik verscheure, dat gaat ook slecht, en zoo zit de arme sukkel voor geheel zijn leven vast, terwijl mevrouw hem in triomf, overal waar het haar goed dunkt, rondvoert. Ik raadde u eenmaal niet te trouwen, om, dacht mij. duchtige redenen, gij trouwt evenwel. Patientie! Nu raad ik u: blijf zoo lang gij kunt den baas. O wildet gij dezen