halve zuster marianne trachten te bewerken, maar hoe ver is het oogenblik niet nog verwijderd in hetwelk ik zulks onder de uitvoerlijke zaken rekenen kan. Een veertienjarige jongeling en een twaalfjarig meisje zijn nog in lang geene geschikte voorwerpen om staat op te maken, en gij begrijpt dat, indien ik al met de schoone sérafine iets had kunnen uitrigten, de zoo weinig behagelijke marianne, veel minder kans oplevert, om er mijne oogmerken mede te bereiken. Ik ben eenige dagen door droefheid of spijt over mijne teleurstelling ongesteld geweest, echter heb ik mij zieker gehouden dan ik was, om rustig te bed liggende over onze belangen te kunnen nadenken. Nu begint het mij te vervelen, wijl ik tot niets met eenigen schijn van goed gevolg mij bepalen kan, ik zal dan voorgeven, verstrooijing noodig te hebben, en mijn' gemaal zoeken over te halen, om eenigen tijd in Amsterdam te gaan doorbrengen. Wie weet of ik te midden van het gewoel der wereld niet beter eenigen goeden inval zal krijgen dan hier in eenzaamheid peinzende. Doe van uwen kant wat gij kunt, en mogen onze vereenigde pogingen uitwerken, dat de zoo verarmde des saules eens weder uit hunne vernedering verlost, benijdenswaardige voorwerpen in het oog van hunne landgenooten worden! Vaarwel, ik ben steeds
Uwe liefhebbende Zuster
thérèse P.