De kleine pligten (4 delen)
(1824-1827)–Margaretha Jacoba de Neufville– Auteursrechtvrij
[pagina 95]
| |
en werk met opgeruimdheid aan de uw opgelegde taak voort. Gisteren avond, eens weder naar oude gewoonte met mijn' Vader alleen souperende, wendde ik het gesprek op uwe liefde jegens Jufvr. dury, ik zeide van haar al het goed dat ik bij mogelijkheid zeggen kon, en vraagde of er al eenig berigt haar betreffende, ingekomen was? deze vraag met ‘neen’ beantwoord zijnde, hernam ik: ‘Ik hoop dat er toch spoedig iets van dien aard komen mag willem zou moedeloos worden indien zijne on zekerheid veel langer duurde en hij heeft zich, dunkt mij, zoo eerbiedig jegens u gedragen, dat gij zeker hem niet langer in twijfel zult laten, nopens de u gevraagde toestemming, om zijne hand te mogen aanbieden, dan het onvermijdelijk wezen moet?’ Voorts nam ik een' vrolijkeren toon aan en schetste het genoegen, hetwelk voor ons allen zou voortvloeijen uit uw huwelijk met eene aanminnige persone, in zulke fraaije kleuren, dat mijn Vader glimlachte en zeide: ‘Ik wil hopen dat alles gaan moge zoo als willem verlangt, de familie dury is mij van ouds zeer wel bekend, indien het bewuste meisje is zoo als hare moeder in dier jeugd was, wil ik haar gaarne als mijne schoondochter omhelzen.’ - Heden morgen merkte ik dat Vader drok bezig was met schrijven, en ik had gelegenheid om te zien, dat een der brieven naar Rotterdam gerigt was, waaruit ik vermoede, dat er uwe zaak in behandeld is geworden. Heb dus nog een weinig geduld en al- | |
[pagina 96]
| |
les zal, vlei ik mij, naar genoegen gaan. Mevr. P. blijft nog in dezelfde omstandigheid, indien gij hier niet kunt komen, om naar haren welstand te vragen, moest gij eens iemand te dien einde zenden, men zou zulks vriendelijk van u vinden en het zou goed kunnen doen. Vaarwel, ik ben in haast
Uwe liefhebbende Zuster
emilia P. |
|