verstandig, om zich door weinig beduidende tegenwerpingen te laten omleiden. Ik ben dus nog niet regt met mij zelve eens, hoe ik mijn plan het best ten uitvoer zal brengen. De tijd hoop ik, en eenige meerdere kennis van la carte du païs, zoo als men het noemt, zal mij, hoop ik, de middelen aan de hand geven, om het een of ander ten nutte van mijne maagschap in het algemeen, of van den een of ander uit dezelve, te kunnen doen.
Dat hier te land de Franschen de baas zijn, is mij persoonlijk nadeelig, want dat is de oorzaak dat de Heer P., die eertijds te Amsterdam woonde zich op dit dorp is gaan nederzetten en zeer afgezonderd leeft. Het hof is thans in de hoofdstad gevestigd, eene groote levendigheid zal daar ongetwijseld in den aanstaanden winter plaats hebben; schoon ik de gedragingen van de Franschen omtrent Holland voorzeker niet goed keur, zou ik er toch niet tegen hebben, personen van die natie in gezelschap te ontmoeten, en al ware het dat ik maar in eenige Hollandsche huizen als Mevr. P. voorgesteld wierd, ik zou sommige gezelschappen kunnen bijwonen en kennissen maken. Ik weet nog niet genoeg, hoe groot de kracht van mijnen invloed op den Heer P. is, om nu reeds te beproeven of ik hem iets tegen zijnen zin zou kunnen doen verrigten, maar ik zal trachten mijn' slag waar te nemen en op eene of andere wijze een' uitstap naar Amsterdam te bedingen, want den geheelen winter niemand te zien dan mijn man en zijne kinderen zoude mij