en de omstreken, doch mijn Vader heeft meer dan ik de eer van de wandelingen te laten zien, want mijne tegenwoordigheid bij die soort van uitstapjes, wordt niet altijd meer, gelijk voorheen, vereischt. Daar mijne moeder tot nog toe laat opstaat, en mij de zorg voor de huishouding nog voor eenen onbepaalden tijd heeft aanbevolen, zien wij ons des ochtends dikwijls slechts en oogenblik. Na het eten blijven wij te zamen, maar 's avonds heb ik somtijds de vrijheid om een uurtje naar mijne kamer te gaan. Ik heb van haar een zeer lief klein gouden horologe, met eene lange fijne, zoogenaamde chaine de venise, present gekregen. Aan willem heeft zij een groot goud repetitie-horologe gegeven. Fredrik heeft, hoor ik, een dergelijk van haar ontvangen. Die lieve afwezende broeder komt dikwijls op het tapijt, en als van hem de rede is, vraag ik zooveel, dat, dan althans, mij te antwoorden, alleen stofs genoeg tot onderhoud van het gesprek verschaft, trouwens wij hebben over het algemeen veel te praten, mijn Vader over zijne reis, zoo hij als mijne moeder over Zwitserland, en ik over het een en ander hetwelk in dit land, of wel mij bijzonder betreffend voorgevallen is.
Het tweede artikel van uwen brief, betreft, ik zou wel zeggen, uwe mij zeer vleijende verveling op den dag na mijn vertrek. Dan, schoon ik verheugd ben te zien, dat mijn lang verblijf, aan uwer moeder huis, niet tot last is geweest, zou het mij nog aangenamer zijn te vernemen, dat mijne lieve