Voorburg, 23 Augustus 1808.
O gij verleidster! maar verleidster ten goede, gij hebt mij overgehaald zoo al niet om Vaders gedrag goed te keuren, ten minste om hem vriendelijk te schrijven, hiernevens mijn brief open, zoo als gij verlangd hebt, voeg er bij zoo gij wilt, doch maak nu uw antwoord niet al te fraai, opdat niet mijne heuschheid bij de uwe norschheid gelijke. - Ik wilde u gaarne nog over iets anders onderhouden, maar dat doe ik liefst mondeling, waartoe ras gelegenheid zal zijn, daar ik in het begin van de aanstaande week te Amsterdam meen te komen, om mijne oude vrienden eens weder alle op te zoeken. Ondertusschen vaarwel.
Uw liefhebbende Broeder
willem P.