Voorburg, 27 Julij 1808.
Lieve Zuster!
Oom en Tante van mij gehoord hebbende, dat gij in de nabuurschap van Haarlem logeert, hebben mij verzocht, daar zij zeer verlangen u eens te zien, om u voor te stellen van aanstaanden zondag den dag hier te komen doorbrengen, met al de personen van uw gezelschap die lust mogten hebben om u te vergezellen. Schrijf mij zoo ras gij dezen zult ontvangen hebben of gij dit aanneemt en hoe veel menschen er komen zullen, dit dient Tante te weten om er de schaft naar in te rigten. Ik hoop dat gij ons alle met uwe komst zult verblijden, de Jufvrouwen dury verlangen zeer uwe kennis te maken en ik wensch van harte u eens weder te omhelzen, en met u over het een en ander te praten. - Vaarwel!
Uw liefhebbende Broeder
willem P.