nen. - U weer te zien, mijne lieve, is mij regt aangenaam geweest, dat karolina zich meer met Mevr. S. dan met u heeft bezig gehouden, is ons dienstig geweest, om met meer vrijheid te zamen te kunnen praten, dus mogen wij haar hare handelwijze niet ten kwade duiden. Evenwel heb ik haar onder het naar huis rijden gezegd, dat zij niet zoo vriendelijk jegens u geweest was, als ik haar wel had gewenscht te zien. Wat zal ik u van haar antwoord zeegen? karolina heeft veel goeds, maar zij heeft ok gebreken, en hooghartigheid is eene van die, welke zij nog niet geheel heeft kunnen overwinnen. De toon van Mevr. S. als zij met u sprak, stond mij ook niet aan, hij was altijd uit de hoogte, geheel anders dan die, welken mijne dierbare moeder jegens uwe tante voerde, toen deze onder haar oog met mijne opvoeding belast was! Het is waarlijk ten uiterste vreemd en verkeerd, dat ouders de personen aan welke zij zoo iets kostelijks als het vormen van het hart hunner kinderen toevertrouwen, in het bijzijn van die kinderen zelfs, met eene zekere kleinachting behandelen. Dit moet toch de achting van het kind voor de opvoedster benadeelen, en eenen schadelijken invloed op de geheele opvoeding hebben. Uwe élève evenwel scheen mij toe, waarlijk aan u gehecht te zijn, zij is misschien nog te jong, om het verkeerde in het gedrag harer moeder te bemerken. Dat gij gelukkiglijk moogt slagen in uwe, mijn's inziens, wel aangelegde pogingen te haren beste, is mijn hartelijke