De kleine pligten (4 delen)
(1824-1827)–Margaretha Jacoba de Neufville– Auteursrechtvrij
[pagina 147]
| |
Zeist, 13 Junij 1808.Grootelijks, lieve karolina! billijk ik uw voornemen. Ik zal uwe brieven bewaren, maar sta mij toe u te zeggen dat, daar gij gevoelt hoe (om mij van uwe eigene uitdrukking te bedienen), ‘hoe feilbaar en onvast een schepsel gij zijt,’ het al of niet noodig hebben van onze gehoudene briefwisseling over te lezen, veel van uwe eigene inspanning van krachten zal afhangen. Waarlijk de mensch kan zoo veel als hij maar ernstig wil. Het is zoo dikwijls onze eigene schuld wanneer wij struikelen; op de zwakheid onzer natuur wordt - zooveel geschoven, hetwelk behoorde gesteld te worden op rekening van onzen onwil, om ons eenige opoffering van oogenblikkelijk schijngenoegen te getroosten, ten einde der deugd hulde te doen en eene onergelijke conscientie, het wezenlijkste en beste kleinood, te behouden. Gij noemt mij uwe vriendin, ik wil het zijn, maar dan ook moet gij mij vergunnen gedurende mijn aanstaand verblijf bij u, u openhartig mijne meening te zeggen omtrent alles, waarin ik bij u eenige terugkeering tot zoogenaamde zwakheid | |
[pagina 148]
| |
zal denken te bespeuren. De wijze waarop gij mijne jongste pogingen te uwen beste hebt opgenomen, heeft mij een sterk bewijs van de goedheid van uwe inborst gegeven, maar misschien zullen er zich weldra nieuwe gelegenheden opdoen, om hetgeen gij eens spotachtig mijne predikatien noemdet, te hervatten, denk dan niet te ligt over mijnen ernst, wees ten minste overtuigd dat ik wel mis kan hebben, maar nimmer anders dan ik in gemoede denk te moeten spreken, spreken zal. - Ik verheug mij hartelijk over uwe herkregene rust, en begrijp derzelver aangenaamheid volkomen; mij kwelt nog altijd zekere onrust over de wijze waarop ik uwe, thans door de uitkomst van zaken nutteloos gewordene, komst te Zeist, bewerkt heb. Neen, het was niet omdat ik zoo zeer naar uw bijzijn voor mijn persoonlijk genoegen verlangde, dat ik mijnen vader verzocht u te noodigen, het was om u uit eene verlegenheid te redden, welke ik hem niet durfde te kennen geven, dat ik hem vleijende, mijn voorstel deed. Hij werd door den schijn bedrogen, en ik kon hem niet uit den droom helpen. Dit smartte mij en smart mij nog. Gij hebt mij uitgelagchen toen ik u dit verhaalde: en de reden van mijne kwelling eene beuzeling genoemd, maar evenwel kan ik de gedachte niet van mij afzetten, dat ik onopregtelijk gehandeld heb, en welke spitsvondige redenen er ook bij mij opkomen, gelijk deze: ‘Gij hebt niet gezegd dat gij naar karolina's bijzijn verlangdet, uw vader heeft uw verzoek om haar bij u te hebben zoo opgevat, maar dat is uwe | |
[pagina 149]
| |
schuld niet - gij hebt om bestwil gedaan wat gij anders gelaten zoudt hebben - gij zaagt geen ander middel van uitkomst voor uwe vriendin - men kan niet al te wijs, niet al te vroom wezen,’ - en dergelijke, steeds worden zij overwonnen door de les: ‘men mag geen kwaad doen opdat het goede daaruit voortkome,’ en deze les overtuigt mij dat ik kwalijk gehandeld heb. Ook is de straf op het misdrijf gevolgd, ik heb van uw bijzijn het genot niet gehad, hetwelk ik gesmaakt zou hebben, indien alles regt voor de vuist gegaan ware, en wat nog meer is, juist door uwe komst alhier, is uwe onrust verlengd geworden, want zoo gij in Amsterdam waart gebleven, zoudt gij den brief van wilhelmina eerder ontvangen hebben, wijl zij dien naar de stad verzonden had. Dan genoeg, aan gedane zaken is geen keer, ik wil u niet langer met mijn geklag over mij zelve lastig vallen, maar hoop voortaan te zorgen, dat ik mij niet weder aldus schuldig make. - Ik heb geglimlacht bij het lezen van uwe beschrijving van het min of meer ongeregelde, hetwelk in uwe huishouding plaatst heeft. Om u de waarheid te zeggen, schoon ik, zoo als gij wel zegt, gedurende mijn laatste verblijf in Amsterdam meestal op de ziekenkamer gezeten heb, heb ik wel het eene en andere van die ongeregeldheid bespeurd, dan niemand sprak er mij van, en het was niet aan mij, om er iets van te zeggen, maar verlangt gij het, zoo zal ik wel aanwijzen waar de grond der kwale ligt, en gij zult verbaasd zijn als ik zeg: in de hoofden van het | |
[pagina 150]
| |
huis. - Ja karolientje in uwe moeder en in u. Gelijk uwe dienstboden om strijd de schuld van eenige verkeerdheid op elkander schuiven, zoo schuiven de meesters de hunne gaarne op de dienstboden. Gij verwondert u dat ik met zoo weinige bedienden mijne zaken in orde weet te houden, ik ben overtuigd, dat, indien gij de helft van de uwen wegzondt, het bij u veel beter in oder zijn zou. Waartoe twee kameniers? geef de eene (liefst de uwe) haar afscheid, laat de andere tevens als linnenmeid fungeren, en bedank de persoe die in deze hoedanigheid alleen gebruikt wordt. Zie dan zelve het linnengoed na, en wijs aan wat gij er aan te doen noodig vindt. Vele menschen hebben de gewoonte den fleutel van de linnenkas aan hare dienstmaagd, en de zorg over het goed aan die persone geheel over te laten, die gewoonte is eene verkeerdheid, want de ondervinding heeft geleerd, dat niets in de huishouding wel gedaan wordt, indien niet het oog der meesteresse er over gaat. Laat de werkmeid een paar dagen ik de week minder stoffen, en den daardoor gewonnen tijd, aan het verstellen van het grofste linnengoed besteden. Wees zelve altijd gereed wanner de etensbel luidt, en uwe keukenmeid zal op het uur letten. Straf uwen knecht wannee hij dagelijks te lang uitblijft, door hem des Zondags niet voor zijn vermaak te laten uitgaan. Geef uwen koetsier een horblogie prefent, en laat hem nimmer een halfuur aan de deur wachten, als hij op den bepaalden tijd voorgekomen is. Dit zijn eenige algemeene regelen welke u moeten voorberei- | |
[pagina 151]
| |
den, om sommige nadere bijzonderheden te hooren ontwikkelen, wanneer gij mijne wijsheid nogmaals mogt willen inroepen. - En nu vaarwel; de lieve dag komt aan, en ik heb nog niet geslapen; de aanstaande afreis van mijnen vader en broeder geeft mij zoo veel te doen, dat ik om aan u te schrijven, den zoogenaamden nachtGa naar voetnoot(*) heb moeten te baat nemen; thans ga ik naar bed. Het slaat daar drie ure.
Uwe liefhebbende
emilia P. |
|