| |
| |
| |
LI. Brief.
Mejufvr. Wilhelmina Z. aan Karolina M.
| |
's Gravenhage, 3 Junij 1808.
Eene door droefheid ter neder gebogene, eene ongelukkige misleide, mag zij op uwe deelneming hopen, mag zij gelooven dat, schoon de gevleugelde amor haar den rug heeft toegekeerd, de armen der bedaarde en getrouwe vriendschap nog voor haar open staan? Ja uwe edele ziel is zeker met mijne ramp en met mijne billijke droefheid te zeer begaan, om mij niet te willen hooren, te willen troosten, om niet met mij te willen weenen! Gij weet zeker dat ik, overtuigd van de onmogelijkheid om mijnen ongevoeligen vader te doen toestemmen in een huwelijk met eenen vreemdeling, het besluit nam, om met mijnen geliefden naar een veilig oord te vertrekken en daar de zijne te worden. Onze maatregelen waren wijsselijk genomen, wij vertrokken, en kwamen na acht dagen reizens op de plaats van onze bestemming aan. O had ik beter naar mijn' geleider geluisterd en wat meer spoed gemaakt! Maar dikwijls vermoeid zijnde, verlangde ik van tijd tot tijd wat uit te rusten en, om mij te believen stemde bernetti, toen wij eens de rivieren over waren,
| |
| |
in mijn verlangen. Dan helaas! Waarom moest ook de plaats, die wij wilden bereiken, Maubeuge zijn, waarom moesten ook alle omstandigheden zoodanig gamen loopen, dat dáár al mijn geluk te niet ging! Bernetti had alles bezorgd, hij had vooraf aan zekeren hem bekenden herbergier geschreven dat hij ons verwachten en kamers voor ons in gereedheid moest hebben. Wij vonden werkelijk alles in orde, toen wij een uur voor den eten aankwamen; Dat uur werd door mij besteed om wat te rusten en van kleederen te veranderen; door bernetti om eenige brieven te schrijven en te verzenden. Toen de bel luidde gingen wij naar de zaal waar de Table d' hôte aangeregt was. Een paar vrouwen zaten met ons aan, maar voorts een twintigtal officieren van het garnizoen, dat den vorigen dag te Maubeuge gekomen was. Naauwelijks was de soep rondgediend, of een van de officieren staarde bernetti met een' woedenden blik aan, en riep uit: ‘Est ce toi que je vois, vil ravisseur de l'honneur de ma famille! Aprésent rien ne te soustraira à ma juste indignation, sors avec moi à l'instant!’ Al de aanzittenden waren verbaasd; ik zag mijn' beminden aan, bleek en sprakeloos zat hij daar, terwijl zijn vijand naar hem toesnelde, hem bij den kraag vatte en al schreeuwende: ‘tu sortiras avec moi, nous nous parlerons, met zich uit de kamer sleepte. Al de officieren volgden - om eten, zoo als gij begrijpt, werd niet meer gedacht, ik was doodelijk ontsteld en riep dat men toch mijn' geliefden tegen den woedenden vijand beschermde, dan
| |
| |
kort daarop hoorden wij een pistoolschot - voorts een tweede, en weinig minuten later werd bernetti bewusteloos, gewond, en met bloed bedekt het huis binnen gedragen. Maak u zoo mogelijk een denkbeeld van mijnen staat; onbegrijpelijk wel heeft mijn zwak zenuwgestel zich gehouden, want ik ben niet in onmagt gevallen! Ik had zelfs de kracht om te zien wat met mijn' dierbaren gedaan werd; men legde hem te bed, dokter en heelmeester kwamen, zij verklaarden de wond doodelijk, ik vatte bernetti's hand; hij scheen tot zich zelven te komen, zag mij aan, maar stiet mij terug, wierp eenen wanhopigen blik in het rond, riep gillend uit: ‘maudit soit le genre humain!’ - snikte en stierf. ‘Vermoord!’ schreeuwde ik: ‘Vermoord is mijn vriend, mijn bruidegom!’ en ik zonk op een' stoel neder van droefheid overmand. ‘Uw bruidegom! hoorde ik zeggen; welnu, dat is iets schoons! de Kapitein riep hem tot een tweegevecht, omdat hij met diens zuster eene intrigue gehad en haar zwanger gelaten hebbende, nu sedert anderhalfjaar niets van zich had laten hooren, schoon men hem ten gevalle van de bedrogene en haar kind dikwijls geschreven heeft.’ - ‘Hij schijnt wat kort van geheugen geweest te zijn!’ werd hierop door eene andere stem op een' spottenden toon geantwoord. Ik was buiten mij zelve en wist niet meer wat ik deed. De twee vrouwen, die ik aan tafel gezien had, geleidden mij naar mijne kamer en betoonden mij alle mogelijke vriendschap.
| |
| |
Wat zal ik u meer zeggen, reeds al te lang is dit akelige verhaal. Weet alleen, dat ik in eene der vrouwen, zekere Wed. R., eene meewarige raadgeefster en troosteresse vond. Haar alles verhaald hebbende wat mij betrof, schreef zij den volgendon dag voor mij aan mijnen vader en hielp mij aan eene bekwame gelegenheid om de reis huiswaarts te beginnen. Ach! nog eene zware opoffering had ik te doen. De herbergier eischte van mij een vierde van al het geld en de juweelen die ik bij mij had, als hem toegezegd door bernetti, indien hij ons bij zich wilde ontvangen. Ik zoude mij alles getroost hebben om maar uit dat gehate Maubeuge te komen, maar Mevr. R. zeide dat ik den waard liever bedreigen moest, hem aan te klagen, als zich in slechte zaken inlatende; ik deed zulks, maar toen werd hij zoo kwaad, dat ik beefde om in nog grootere ongelegenheden te komen en dus mijne vrijheid voor drie duizend gulden kocht. Gij kunt begrijpen hoe treurig mijne terugreis was: de persoon welke Mevr. R. mij mede gegeven had en die een van hare magen is, bewees mij veel dienst en behandelde mij met al den eerbied, dien men aan het ongeluk verschuldigd is: te Antwerpen ontmoette ik mijnen vader, die goedvond minder deernis met mijn lot dan verstoofdheid over mijn vertrek te toonen: maar ik had mijn antwoord gereed. ‘O!’ zeide ik ‘gij hebt zeker nooit de liefde gekend, of wel gij hebt haar vergeten, ware uw hart gevoeliger geweest ik zou u mijn besluit om ber- | |
| |
netti te trouwen, bekend gemaakt hebben, maar uwe verstoktheid heeft mij afgeschrikt’. Dan waartoe zou ik u ons geheele gesprek over schrijven, het was noch aangenaam noch minzaam. Afscheid genomen hebbende van mijn' geleider vervorderde ik, na eenige dagen rustens, de reis huiswaarts vrij minder genoegelijk dan ik die, welke mij van daar verwijderde, gedaan had. Thans zit ik als eene bedroefde weduwe, als eene ware artemisia mijnen mausolus te beweenen; ik word bewaakt, ik kan geen voet uit het huis zetten en - zoudt gij het kunnen gelooven, niemand komt bij mij, geene mijner vriendinnen bekommert zich om mijnen druk, ik ben eene arme verlatene! O! heb gij medelijden met mij! beklaag mij! schrijf mij! en hergeef uwe vriendschap aan uwe treurende vriendinne
wilhelmina Z.
|
|