eenzaam in eene herberg zitten muffen en uw geld in armoede verteerd! Ik zeg het nog eens het is onhandig! Eindelijk klapt een jonge losbol van de amourettes van zijne zuster, zonder NB. evenwel te zeggen, dat adolf V. bemind werd, en gij krijgt de koorts op het lijf, droomt van een hart dat niet vrij is, van de zekerheid van eene verwerping, die nog niet eens in mijn oog zeer waarschijnlijk is, (om redenen u in mijnen voorgaanden gemeld), van hopelooze liefde, enz. enz. en verlaat het slagveld als een overwonnene, schoon gij niet eens gestreden hebt! Neen het deugt niet, gij hebt in het geheel niet naar mijn' zin gehandeld. Gij hadt fiks moeten verzoeken de Juvr. een oogenblik alleen te mogen spreken, dan haar gezegd wat u op het hart lag, al had zij u met een bedankje afgescheept het kwame er niet op aan, het ijs ware ten minste gebroken, de aanhouder wint, en al zijn de meisjes in het eerst wat stuursch, gij weet niet hoe aangenaam het haar is, bemind te worden, noch hoe ligt haar teeder hartje zich door standvastigheid vermurwen laat. Dan ééne goede gelegenheid hebt gij wel verbeuzeld, maar alles is daarom nog niet verloren. Indien uwe smoorlijke liefde dezelfde blijft, zoo trek nog eens te veld en houdt u dapper. Uwe patienten zullen toch thans niet veel aan u hebben, want terwijl het liefdes-venijn in uwe aderen woelt, zult gij slecht gestemd zijn om anderer kwalen te genezen. Cupido en esculaap zijn geene beste vrienden. De troost, dien ik u geven kan, is niet veel bijzonders, want gij hebt