ben ik sedert gisteren niet zeer opgeruimd, vlei ik mij dat ik welhaast de geheele historie, zoo al niet vergeten, ten minste met onverschilligheid zal kunnen nadenken. Wie zou gedacht hebben, toen ik zelve Jufvr. Z. volgens uwen wijzen raad tegen haren minnaar waarschuwde, dat die man; immer met mij in eenige betrekking komen zou! En wat nu? Zal ik tegen de vriendin die mij de waarheid zegt, schoon zij mij bedroeft, gelijk wilhelmina deed, mij verstoord betoonen? zal ik haar op eene bitse wijze antwoorden, en ondankbaarheid bij mijne dwaling voegen? O neen, emilia! ken uwe karolina beter. Ik ben zwak, dikwijls onbezonnen, onvoorzigtig, dwaas zoo gij wilt, maar niet in staat goed met kwaad te vergelden. Ik dank u, uit den grond van mijn hart, en ik acht u al hooger en hooger, naarmate ik beter gewaar worde, hoezeer gij mij in deugd en wijsheid overtreft. Ik ben beschaamd over mij zelve, daar ik wrevelig tegen u geweest ben, omdat gij, dacht ik, mij te gestreng beoordeeldet, nu zie ik dat gij volkomen gelijk hebt gehad, en ik bid u om verschooning van mijne feil. O! sta mij verder bij: wees mijne gids allerwegen; berisp mij waar gij zulks noodig vinden zult, maak mij allengskens, indien het wezen kan, zoo als gij zijt, dan eerst zal ik mij waardig rekenen mij uwe vriendin te noemen
karolina M.