Amsterdam, 4 Mei 1808.
Maak goede vriend! dat alles gereed zij, om mij met mijne teerbeminde in uw hôtel te ontvangen, zoo als wij afgesproken hebben. Ik heb voor eene maand verlof verkregen. In de aanstaande week vertrek ik naar 's Hage, daar haal ik Jufvr. Z. af, wij trekken te zamen, met zeker koffertje, hetwelk zij mij beloofd heeft mede te nemen, en welks waarde mij liever is dan de Jufvrouw, naar Frankrijk. Daar help ik mij van haar af op de mij dan meest gevoegelijke wijze. Voorts spoed ik mij terug naar Holland, met het koffertje. Neem daar mijnen waren naam weder aan, en werp mijn hart en mijne schatten aan de voeten van het aanbiddelijke voorwerp, dat mij gekluisterd heeft. Het