ken dat gij zonder hare inblazingen, mij zoo zoudt geschreven hebben, als gij deedt in uwen brief van 1 April. Weet dat het lastertongen zijn, die mijnen bernetti beschuldigen. Een paar dagen voor de ontvangst van uw schrijven, heb ik van hem den verkwikkelijksten brief, in welken de teederste liefde doorstraalt, ontvangen. Hij mint mij meer dan ooit, hij noemt mij zijn dierbaarste kleinood op aarde, het eenigste voorwerp hetwelk hem op zijne geheele reize voor oogen heeft gezweefd; de schoonste der vrouwen, de meest aangebedene van mijne sekse! - Ook ben ik niet in gebreke gebleven hem met gloeijende kleuren mijne wederliefde te malen!.... Maar ik vergeet, dat ik niet aan eene deelnemende vriendin, maar aan de beschuldigster van mijnen dierbaren vriend schrijf: dus breek ik hier af, u verzoekende mij voortaan te verschoonen, wanneer gij niet anders dan lasterlijke berigten te geven hebt.
wilhelmina Z.