die man!..... maar hier aan valt halaas niet te denken. Hoe zoude ik, na zoo vele wederwaardigheden te hebben ondergaan, en in eenen nederigen stand voortlevende, om hare liefde en de toestemming van haren vrij hoogmoedigen vader, durven smeeken: ik moet mijn geheim bewaren en durf haar slechts in stilte bewonderen, maar zulks valt zwaar, daarom zeide ik, en herhaal het, Goddank zij is weg! Hoe spoedig was zij bereid om te vertrekken, zoo ras haar vader zulks scheen te begeeren, schoon zij toen eerst, daar Mevr. M. zeer veel beter was en bijna geene hulp meer behoefde, eenig genot van haar verblijf in hare geboortestad, door het wederzien van sommige oude bekenden, zou hebben kunnen smaken! Waarlijk hare gehoorzame onderwerping in deze was voorbeeldig. Ik waagde haar te vragen of zij van mij eene getuigenis verlangde dat hare zorg bij de steeds zwakke patiente nog niet wel ontbeerd worden kon? ‘O neen, Mijnheer!’ was haar engelachtig antwoord, ‘men kan het hier zonder mij zeer wel stellen; mijn vader heeft gelijk, mij terug te roepen - en al had hij zulks niet, mijn eerste pligt, is gehoorzaamheid!’ - O mijn vriend, is het geene vrouw, zoo als er weinige zijn, die zoo redeneren en zoo handelen kan! Ik moest haar haten, want zij heeft mijne rust verstoord, maar in de woeling, die zij in mijn binnenste verwekt heeft zelfs, is een wellust, dien ik ongaarne missen zou. Hopeloos minnende, voel ik mij somtijds gelukkig te midden mijner smart, o hoe zalig moet het bewustzijn wezen, van door een geliefd voorwerp weder bemind