De kleine pligten (4 delen)
(1824-1827)–Margaretha Jacoba de Neufville– Auteursrechtvrij
[pagina 17]
| |
regt, ten minste de vrijmoedigheid om u zonder lange omwegen eene vraag te doen, op welke ik verwacht, dat gij mij rondborstig zult antwoorden. Ons land is rampzalig, vreemden beheerschen het, allerlei schadelijke nieuwigheden worden er ingevoerd. Onze kinderen naar oud-Hollandsch gebruik op te voeden, dient nergens meer toe. De koophandel brengt weinig winsten meer aan, indien hij op eene eerlijke wijze gedreven wordt. Een' post bekleeden, kan men niet zonder eenen eed aan de Franschen te doen. Hoezeer mij dit alles tegen de borst stuit, is u bekend. Ik weet langer niet wat ik hier, vooral met mijnen jongsten zoon, doen zal. Zou er geene kans zijn om hem in Zwitserland op een Institut te plaatsen? Zoo ja, wilt gij u dan met de bezorging daaromtrent belasten, en mijn kind onder uwe bescherming nemen? Hij is veertien jaren oud, heeft wel geleerd, en geniet eene doorgaans goede gezondheid. Zijne zedelijke inborst heb ik op mijne wijze gevormd, en nimmer heeft hij mij eenige reden van klagen daaromtrent gegeven; zoodat ik mij vleijen durf, dal hij, ook schoon van mij verwijderd, zich wel gedragen zal. Wees zoo goed, mij, zoo ras het u mogelijk wezen zal, bescheid te geven. Intusschen noem ik mij, met de opregtste achting,
Uw vriend,
alexander P. |
|