merkten
er de eerste kenteekenen al van) dat zoo iets heel weinig met ‘sport’, ja zelfs met een kampstrijd te maken heeft. Werkelijk heeft dien dag Kingma zich meer ingespannen en meer werkelijken strijd te zien gegeven dan Eden. En wanneer Jaap op dezelfde wijze te Amsterdam en te Tilburg moet rijden, dan vreezen wij, dat de baanbesturen zullen gaan inzien, dat, na deze eerste proefneming, de aantrekkelijkheid van Jaap's verschijning op het publiek zal verliezen en mogelijk de hooge kosten niet zal loonen.
Hem zelf is van deze wijze van rijden moeilijk een verwijt te maken, en wij zullen de laatste zijn om het hem als een grief aan te rekenen, dat hij niet harder rijdt dan noodig is. Maar de baanbesturen dragen hiervan geheel de schuld. Zij laten hem optreden in een milieu waarin hij Koning is in 't land der blinden. Wil een Hollandsch baanbestuur Jaap als hoofdschotel voor zijn sportmenu opdisschen, dan dient het er voor te zorgen, dat deze schotel beter wordt geserveerd. Men moet hem niet laten uitkomen tegen rijders, die hij met twee trappen op zijn pedalen al verslagen heeft, maar men moet hem rijders tegenover stellen, die hem kamp kunnen geven.
Het was aardig, Jaap, die in Parijs zijn blozende kleur van Hollandschen jongen schijnt verloren te hebben, weer eens te zien, maar dan moeten we hem zien in zijn kwaliteiten van Wereldkampioen, met zijn duizelingwekkenden spurt van twee tempo's zijn tegenmannen verslaande, toegejuicht door een opgewonden publiek. Men moet hem niet te kijk stellen, maar laten kampen. Een ieder zal het er over eens zijn, dat, buiten zijn schuld, Zondag, zijn rijden een vertooning en geen wedstrijd was.
Een bericht, dat velen zeker teleurstellend zal treffen, is, dat Eden dit jaar niet naar Copenhagen zal gaan om zijn vaderland in de Wereldkampioenschappen te vertegenwoordigen. Hij kan dien dag te Parijs rijden en f 1000 gulden verdienen. Dat heeft hij aangenomen.
Tot een zekere hoogte kunnen wij ons begrijpen, dat Jaap voor dit zeer fraaie aanbod bezweken is. Maar ook niet meer, dan tot een zékere hoogte, want de finantieele omstandigheden, waarin onze Wereldkampioen op dit oogenblik verkeert, zijn van dien aard, dat, ofschoon zoo'n prijs van f 1000 niet te versmaden is, hij door het niet verdienen van deze som, toch in geenen deele in eenige geldelijke moeilijkheid zou zijn geraakt. Wij weten zelfs, dat hij al, wat men noemt, een heel mooi potje heeft overgespaard. En al had hij te Copenhagen geen klinkende munt verdiend, voor zichzelf en voor de sportreputatie van zijn land had hij toch grooten roem