En nu het gevolg? Toevalligerwijze was een der twee personen iemand van invloed in wielrijderskringen; het geval van het gebeurde werd spoedig rond verteld en thans passeeren de wielrijders bedoelden tol met een lachje van ‘Schadefreude’ en houden de hand op de beurs. De tolbaas mist nu menigen stuiver en menig dubbeltje, dat hem bij vriendelijke behandeling van toeristen anders zekerlijk vrijwillig zou worden ter hand gesteld.
* * *
Uit deze en honderden andere gevallen, die bij de tollen op de Nederlandsche wegen plaats grijpen, blijkt dat de verhouding tusschen de wielrijders en sommige tolbazen niet altijd van den meest vriendschappelijken aard is.
Vooral hebben wij hier op 't oog de pachters van tollen, waar wij, wielrijders, niet tolplichtig zijn.
Nu, dat deze lieden ons niet altijd met even welkom oog zien naderen, komt ons nog zoo geheel onbegrijpelijk niet voor! Op vele verkeerswegen toch, is door het toenemend gebruik van het rijwiel het verkeer van voertuigen verminderd; vele boeren bezoeken thans de naastbijzijnde markten per rijwiel, waar zij vroeger van paard en wagen of ander gerij gebruik maakten, terwijl vele pleiziertochtjes en avonduitstapjes na warme dagen, die vroeger per rijtuig geschiedden, vervangen zijn door toeren op het rijwiel.
Terwijl de tolbaas het betalend rijtuigverkeer, en dus ook zijn inkomsten, ziet verminderen, moet hij lijdelijk aanzien, dat honderden en nog eens honderden wielrijders langs hem heen zweven. Ieder rijwiel, dat hem zonder tolplichtig te zijn passeert, is hem een ergernis van eenige centen: - een ergernis, die voor zoo'n man op een klein kapitaaltje 's jaars komt te staan.
Dat hij dus een weinig kregelig tegenover de wielrijders, is niet zoo'n ongewoon verschijnsel, te meer daar de tolbazen (de beste niet te na gesproken) niet altijd tot het intellectueelste deel van het volk behooren, en zich dus niet met filosofische berusting in het onvermijdelijke kunnen schikken.
Aan de andere zijde echter, kunnen de tolbazen met eenige hulpvaardigheid 't ons, wielrijders en toeristen, op onze tochten veel aangenamer maken. Door het vrijwillig openen der boomen, waartoe zij menigmaal niet verplicht zijn, kunnen zij voorkomen, dat wij telkens moeten afstappen, wat, vooral als wij in gezelschap van dames toeren, een niet te versmaden faciliteit is. En volgens de onomstootelijke leer, dat de eene dienst den andere waard is, zullen